Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) denkt dat de voorgenomen klimaatmaatregelen niet voldoende zijn om de CO2-uitstoot de komende tien jaar met 49 miljoen ton te reduceren. Het planbureau verwacht wel dat de kosten lager zullen uitvallen dan eerder gedacht. Verder is het terughoudend over de kansen en bijdrage van innovaties als waterstof en aquathermie.
De kosten om de CO2-uitstoot te verlagen, zullen lager uitvallen dan aanvankelijk gedacht. De nationale kosten bedragen in 2030 volgens de PBL-schatting 1,6 tot 1,9 miljard euro. Eerst werd uitgegaan van jaarlijks 3 tot 3,9 miljard euro. Vooral de lagere kosten voor elektriciteit en voor de industrie leiden tot deze bijstelling, aldus het PBL in de vandaag gepresenteerde doorrekening van het ontwerp klimaatakkoord.
Daarbij moet dus wel de kanttekening worden gemaakt dat het PBL het niet waarschijnlijk acht dat met de huidige voorgenomen klimaatmaatregelen halvering van de CO2-uitstoot wordt gerealiseerd in 2030. De afspraken zoals die zijn opgesteld aan de klimaattafels leiden tot een reductie van minimaal 31 miljoen en maximaal 52 miljoen ton CO2, schrijft het PBL.
De te halen 49 miljoen ton reductie valt dus binnen de bandbreedte die het bureau afgeeft, maar gezien de nodige onzekerheden in de effecten van beleidsprikkels en de mate van inzet van aangekondigde maatregelen denkt het planbureau dat de vereiste reductie niet wordt gehaald.
Reactie UvW
In een reactie op de doorrekening van het PBL roept de Unie van Waterschappen partijen op om vaart te zetten achter besluitvorming en werk te maken van de energietransitie. Bestuurder Dirk-Siert Schoonman zegt: “We zijn blij dat de doorrekeningen over het geheel genomen redelijk positief uitvallen, maar het is niet voldoende om de 49 procent reductie in 2030 te behalen. Het behalen van die doelstelling is wel nodig om de veiligheid en bewoonbaarheid van Nederland ook voor de langere termijn zeker te stellen.”
De waterschappen vragen het Rijk rekening te houden met kosten voor het inpassen van duurzame energieprojecten van derden in het waterbeheer. De UvW roept verder minister Van Nieuwenhuizen op snel de wet te wijzigen zodat waterschappen voldoende ruimte krijgen om duurzame energie te produceren. De ruimte hebben de waterschappen nodig om zelf energie-neutraal te kunnen produceren (in 2025) en een bijdrage te leveren aan de energietransitie in de regio.
Daartoe willen de waterschappen inzetten op windmolens, zonneweiden, opwekken van biogas, maar ook op innovaties als aquathermie. In zijn analyse besteedt het PBL nauwelijks aandacht aan aquathermie. Het woord komt drie keer voor in de doorrekening. Voor de bijdrage aan de warmteproductie vergen dit soort oplossingen veel organisatiekracht, aldus het PBL.
Waterstof
Ook bij inzet van waterstof plaatst het planbureau de nodige kanttekeningen. Zo stelt het vast dat het produceren van waterstof niet direct emissiereductie oplevert. In het ontwerp klimaatakkoord wordt de grote potentie van waterstof genoemd als alternatief voor elektrificatie, de uitbouw van elektriciteitsopwekking en -distributie. Elektrificatie bij alle energiegebruikers is een cruciaal element van de energietransitie.
“Waterstof uit elektriciteit komt niet of nauwelijks van de grond vanwege de hoge kosten, waardoor deze techniek het in de concurrentie om de SDE++tender aflegt tegen goedkopere alternatieven”, schrijft het PBL. Ook is het planbureau terughoudend voor wat betreft de potentie van waterstof in het vervoer. “Het zal nog vele jaren duren voordat er wellicht een aantrekkelijk aanbod aan personenauto’s op waterstof ontstaat.”