WATERBLOG - De waterkwaliteit in Nederland gaat vooruit, zeker, maar gaat de vooruitgang snel genoeg? En hoe omvangrijk is het vraagstuk eigenlijk? Terwijl de bekende waterkwaliteitsproblemen maar mondjesmaat afnemen ontstaan er nieuwe door andere stoffen. En hoe ernstig zijn die ‘nieuwe’ waterkwaliteitsproblemen nu eigenlijk?
door Eilard Jacobs
De kwaliteit van ons water is zeker een belangrijk facet van de leefomgeving. Maar daar vragen ook andere milieu- en leefbaarheidsvraagstukken de aandacht. Daarom organiseert de themagroep Waterkwaliteit van KNW jaarlijks het congres “Waterkwaliteit op de kaart”. In de loop van de (vier) jaren zie je het accent veranderen. Zo kwamen op dit congres de doelstellingen uit de Europese Kaderrichtlijn Water maar zijdelings aan de orde.
De aandacht gaat alweer veel meer naar de zich snel ontwikkelende nieuwe technische mogelijkheden (sensoren, analysetechnieken, rekentools) en ‘opkomende stoffen’. Dat neemt niet weg dat het zo maar zou kunnen dat we in 2027 de KRW-doelstellingen niet halen, hield Peter Glas (waterschap De Dommel) ons voor. Of wél, want hij blijft optimist. Opvallend trouwens dat iedereen het inmiddels vanzelfsprekend lijkt te vinden dat we pas in 2027 doelstellingen halen, nog niet zo lang geleden was het bon ton dat we de doelstellingen eigenlijk al veel eerder bereikt moesten hebben.
Waterschapstaak
Het bereiken van een goede waterkwaliteit is ook steeds minder vooral een waterschapstaak. De waterschappen kunnen nog steeds stappen zetten, zoals bij het verwijderen van microverontreinigingen, geneesmiddelen en andere opkomende stoffen op de RWZI. Als we het geld ervoor over hebben kan er heel veel, betoogde Paul Roeleveld (RHKDHV).
Maar de meeste verbeteringen moeten het hebben van samenwerking tussen maatschappelijke partners, het bedrijfsleven en/of particulieren. Daar blijkt gelukkig veel mogelijk. Bijvoorbeeld in het kader van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. Dat is langzamerhand aan een uitrol begonnen. In meer dan 250 projecten werken agrarische bedrijven, waterbeheerders en andere partijen samen. In Friesland doet tachtig procent van de melkveebedrijven mee aan het project over erfafspoeling.
Het effect van deze ‘vermaatschappelijking’ van waterkwaliteit zie je nog niet terug in meetcijfers van de waterkwaliteit, maar misschien wel in betrokkenheid en aandacht binnen de agrarische sector. Die vergroting van betrokkenheid kan je ook bereiken in de stad. In Amsterdam hebben honderden burgers de waterkwaliteit van hun stad gemeten. In andere milieusegmenten (luchtkwaliteit, geluid) is het zelf monitoren door burgers al veel langer in ontwikkeling. Dat vraagt ook een nieuwe attitude van de vakmensen, want hoe passen die meetcijfers in de zorgvuldig opgebouwde systematiek van dataverwerking. En wat doe je met de maatschappelijke onrust ten gevolge van gemeten (mogelijk incidentele) extreme waarden? De samenleving betrekken betekent ook meer bemoeienis.
Operationeel beleid
In een veelheid van workshops kwamen de verschillende fasen van beleidsontwikkeling mooi naar voren. De “traditionele” fysisch-chemische parameters zijn geen onderwerp van gesprek meer. Dat is operationeel beleid. Bij de ecologische parameters is het nog wel zoeken naar een kosteneffectieve werkwijze en toetsing, de doelstellingen zelf zijn eigenlijk geen discussie meer.
Bij ‘opkomende stoffen’ begint zich de aanzet tot beleid uit te kristalliseren. Hoe stel je prioriteiten bijvoorbeeld. Bij geneesmiddelen zijn we nog bezig om het probleem te verkennen. En bij allerlei nieuwe ontwikkelingen en technieken gaat het meer over vingeroefeningen om ervaring op te doen.
Gaat het nog goedkomen met de waterkwaliteit? Hoe minder gesegmenteerd we het aanpakken hoe meer kansen er zijn om de lastige en kostbare stappen te zetten die nu nog nodig zijn. Koppelen met klimaatverandering bijvoorbeeld. De maatregelen die we treffen om de sponswerking van de omgeving te vergroten kunnen prima gelijktijdig zorgen voor het schoner worden van het afstromende regenwater. Misschien moeten we het tempo van de waterkwaliteitsverbetering maar afstemmen op het tempo van de klimaatsverandering.