Wetterskip Fryslân heeft sinds deze week een eigen DNA-laboratorium. Het is daarmee het eerste waterschap in Nederland dat DNA-analyses kan toepassen in het dagelijkse waterbeheer.
Aan de hand van DNA-sporen in het water kunnen plant- en diersoorten worden opgespoord. Dat helpt het waterschap bij de bestrijding van uitheemse plaagsoorten (exoten).
‘’Hoe meer inzicht we hebben in het voorkomen en de verspreiding van exoten en zeldzame soorten, hoe beter we beheermaatregelen kunnen inzetten’’, zegt Rob van der Meer, manager van het laboratorium.
Met de gebruikte methode, qPCR genaamd, gebeurt dat volgens hem een stuk nauwkeuriger en goedkoper dan met traditionele onderzoeksmethodes. Ieder dier en iedere plant laat in zijn omgeving DNA-sporen achter, bijvoorbeeld slijm, poep, haren en huidschilfers. Dit zogeheten environmental DNA (eDNA) kan met de qPCR-techniek eenvoudig worden achterhaald.
Het Friese waterschap zet de methode eerst in om de aanwezigheid van zonnebaars, een populaire vijvervis, in afgesloten poelen in Friesland en een deel van het Groninger Westerkwartier in kaart te brengen. De zonnebaars komt oorspronkelijk niet in Nederland voor. Deze exoot vormt een bedreiging voor inheemse vissen, amfibieën en waterinsecten.
Van der Meer: ''De eDNA-analyse geeft ons een goed beeld van de verspreiding van deze soort. Hierdoor kunnen we gericht en effectief maatregelen nemen.’’
Meer informatie