Onderzoekers van Rijkswaterstaat hebben vorige maand bij de Haringvlietsluizen enkele volwassen elften gevangen. Net als veel andere trekvissen was deze bijzondere soort uit het stroomgebied van de Rijn en de Maas verdwenen.
Dat de elft nu is teruggekeerd, beschouwt Rijkswaterstaat als ’een positief signaal’ na de inspanningen die de laatste decennia zijn gedaan om de populaties trekvissen in de Rijn-Maasdelta te herstellen. Ook wijst de instantie op het Kierbesluit, dat eind 2018 in werking is gesteld. Hierdoor kunnen de Haringvlietsluizen bij vloed op een kier gezet worden, zodat vissen er weer doorheen kunnen. Juist deze week verscheen een rapport van onder andere het Wereld Natuur Fonds over de wereldwijde afname van trekvissen sinds 1970.
De elft (Alosa alosa) is een haringachtige trekvis, die uiterlijk lijkt op de minder zeldzame fint (Alosa fallax). Elften brengen het grootste deel van hun leven door in zee. Volwassen dieren trekken in het voorjaar vanuit zee de rivieren op om zich voort te planten. De jongen verblijven enkele maanden in het zoete water voordat ze naar de zee trekken.
Herintroductieprogramma
Een verslechterde waterkwaliteit, aanpassingen in de loop van de rivier, aanleg van stuwen en mogelijk overbevissing zorgden er begin twintigste eeuw voor dat de elft uit de Rijn-Maasdelta verdween.
De afgelopen decennia is de waterkwaliteit verbeterd, zijn vistrappen aangelegd en is het leefgebied hersteld. Dankzij het Kierbesluit kunnen trekvissen vanuit de Noordzee weer de rivieren op. De Haringvlietdam, tussen Goeree-Overflakkee en Voorne-Putten, vormde voor hen een groot obstakel.
Daarnaast worden in het kader van een herintroductieprogramma sinds 2008 jaarlijks enkele duizenden jonge elften uitgezet in het Duitse deel van de Rijn. Sindsdien worden sporadisch weer volwassen elften in de vistrappen in het Duitse deel van de Rijn aangetroffen. In Nederland was dat echter tot nu toe niet het geval.
Migratieonderzoek
De twee elften die in juni bij de Haringvlietsluizen met zalmsteken (palen met netten) zijn gevangen, waren eigenlijk ‘bijvangst’ van de visserij voor het migratieonderzoek van Rijkswaterstaat.
Daarvoor wordt jaarlijks op zeeforel, zalm, houting en zeeprik gevist. Gevangen dieren worden voorzien van een zender en op dezelfde locatie weer uitgezet. Vervolgens wordt hun trektocht over de grote rivieren gevolgd. Zo wordt inzicht verkregen in onder andere de route en de snelheid van hun migratie, maar ook in de effecten van herstelmaatregelen als het openzetten van de Haringvlietsluizen.
''We gaan ervan uit dat maar een klein deel van de totale populatie in de vangnetten terechtkomt en dat er dus nog meer zitten in de voordelta van het Haringvliet'', zegt woordvoerder Kirsten Wesselius van Rijkswaterstaat.
Glasaal
Ook naar kleinere vissen wordt onderzoek gedaan. De afgelopen maanden zijn 23 verschillende soorten gevangen, waaronder haring, bot, spiering, zeenaald en glasaal, vertelt Wesselius. "Dit zijn juist de soorten die horen bij het overgangsgebied van zee naar rivier. Een eerste positief signaal dus. Maar we kunnen hier nog geen conclusies aan verbinden, daarvoor is langjarig onderzoek nodig."
De afgelopen anderhalf jaar zijn de Haringvlietsluizen zo'n vijfhonderd keer kort open geweest. ''We voeren het Kierbesluit stapsgewijs in en doen nog volop onderzoek naar zoutverspreiding en de optimalisering van de visintrek'', aldus de woordvoerder.
MEER INFORMATIE
Rijkswaterstaat over de Haringvlietsluizen
H2O-bericht: Rijkswaterstaat oefent met kier in Haringvlietsluizen
H2O-bericht: Wereldwijd enorme afname van trekvissen