De daling van de veenbodem gaat de komende jaren vele miljarden euro’s kosten, heeft het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) berekend.
In het rapport Dalende bodems, stijgende kosten berekent het PBL dat de kosten van schade en onderhoud door veenbodemdaling kunnen oplopen tot 5,2 miljard tot het jaar 2050. Een nog veel groter bedrag, 16 miljard, is nodig voor het herstel van funderingsschade aan zo’n 300.000 woningen in bebouwd gebied. Verder moet de stedelijke infrastructuur tot 2050 voor 3,7 miljard euro worden hersteld en de infrastructuur in het landelijk gebied voor 1 miljard euro.
Het PBL-rapport werd gepresenteerd op een bijeenkomst op 24 november waar het Platform Slappe Bodem, dat zich inspant voor een integrale aanpak van bodemdaling, tegelijk het kennisprogramma Klimaat, water en bodemdaling presenteerde. Het kennisprogramma is bedoeld om op nationaal niveau alle kennis over bodemdaling te bundelen en te delen, vertelt secretaris Jeroen Mekenkamp van het Platform Slappe Bodem. “Er zijn al veel goede projecten in Nederland, maar de kans bestaat dat we het wiel twee keer uitvinden.”
De bedragen uit het PBL-rapport zijn indrukwekkend hoog, erkent Mekenkamp. “Wij zijn blij dat die cijfers er nu zijn. Een belangrijke vraag in iedere discussie over bodemdaling al altijd: wat kost dat? Daar hebben we nu een globale schatting van. De boodschap van het rapport is duidelijk: alle hens aan dek. We zakken al duizend jaar, maar we lopen nu tegen kritische grenzen aan.”
Bodemdaling in bebouwd gebied vergt een heel andere aanpak dan in landelijk gebied, maar er is wel kennis die over en weer gedeeld kan worden, zegt Mekenkamp. En in alle situaties geldt: ga met alle betrokken partijen om tafel zitten. Dat gebeurt onder meer in Gouda, waar de bodem in de historische binnenstad daalt. Waterschap, gemeente, bedrijfsleven, kennisinstelling Deltares, bewoners en huiseigenaren werken samen aan oplossingen onder de noemer ‘Stevige stad op slappe bodem’.
Meer over het PBL-rapport vindt u hier