Waarom doen we wat we doen in het waterbeheer? We zijn vooral bezig om operationele doelen te halen op basis van fundamentele doelen die maar zelden in ons werkende leven veranderen. Minder op operationele en méér op fundamentele doelen sturen maakt beslissingen democratischer, waardecreatie fijnmaziger en het werk leuker.
door Ties Rijcken
Twee voorbeelden: Centraal in het kustbeheer staat de basiskustlijn. Het operationele doel is om deze met zandsuppleties horizontaal te behouden ondanks kusterosie en verticaal te laten meestijgen met de zeespiegel. De fundamentele doelen zijn de stabiliteit van de kustwaterkeringen en het behoud van duinen en stranden. De basiskustlijn is formeel vastgesteld in 1993 en herzien in 2003, 2012 en 2017. Jaarlijks wordt onderzocht hoe de huidige kustlijn afwijkt van de basiskustlijn en dat domineert de programmering van de kustsuppleties.
Centraal bij de primaire waterkeringen staan veiligheidsnormen. Het operationele doel is om de waterkeringen onder de norm weer aan de norm te laten voldoen. De fundamentele doelen zijn basisveiligheid, het optimaliseren van het schaderisico met de kosten om dat risico te verlagen en, schoorvoetend, slimme synergie met andere doelen dan veiligheid. De eerste normen kwamen tot stand in de jaren ’60 en zijn herzien in 1977 (bovenrivieren), 1990 (benedenrivieren) en 2017 (heel Nederland). Jaarlijks wordt bekeken hoe de dijken afwijken van de norm en dat domineert de programmering van de dijkversterkingen.
We kunnen ook op fundamentele doelen programmeren, zoals risico, natuurwaarde en synergie. In een waterschap of ministerie hangt dan geen kaart meer met de status van dijken ten opzichte van de norm, maar een display met landsdekkende risico’s in de polders in samenhang met kwaliteitswaarden van waterkerende landschappen. Het zal zo ver zijn zodra de voordelen van operationele doelen het afleggen tegen de nadelen ervan.
Op fundamentele doelen sturen maakt beslissingen democratischer, waardecreatie fijnmaziger en het werk leuker
Het grootste voordeel van operationele doelen is minder discussie over maatregelen: de norm moet gehaald worden en daarmee basta. De belangen en de berekeningen achter de norm zouden zo veelomvattend zijn, dat we deze niet te vaak in twijfel moeten trekken. Dit wordt een steeds ouderwetser argument. De stand van de kennis wordt elk jaar beter en ook wordt er geïnvesteerd in toegankelijkheid van kennis voor participatie (ook al zou dat van mij wel wat meer mogen).
Het grootste nadeel van operationele doelen is lompheid. Een operationeel doel is altijd een aftreksel van een fundamenteel doel en door de trage doorwerking in operationeel beheer hebben oude fundamentele doelen zoals veiligheid de overhand boven nieuwe doelen zoals natuur en energiebesparing.
Om aan de basiskustlijn te voldoen wordt meer zand gesuppleerd voor veiligheid dan voor natuur, ook al is de veiligheid langs de kust grotendeels ruim op orde en verliezen we elk jaar intergetijdegebied; om aan de veiligheidsnormen te voldoen wordt meer versterkt met klei uit het buitenland dan met klei uit naburige uiterwaarden, ook al betekent een beetje vertraging maar een minimaal tijdelijk hoger risico.
Het gewicht van de voordelen neemt af, het gewicht van de nadelen neemt toe. De verschuiving van operationele doelen naar fundamentele doelen is complex: het vraagt lange termijn-investeringen in onderwijs, instrumentaria en heroriëntaties van de beheersorganisaties. De bevrediging is uiteindelijk ook dieper: meer interactie tussen beleid en beheer, meer maatschappelijke relevantie en hogere kennisniveaus.
Ties Rijcken is innovator en publicist en schrijft een column in het vakblad