Tijdens een ongrijpbare crisis moet juist de waterwereld het hoofd koel houden. Nederland blijft staan op een stevig fundament als niet de krant, de beurs of de conjunctuur de koers van het waterbeleid bepalen, maar een langetermijnvisie op structurele waardecreatie. Er is nog een wereld te winnen met het uitwerken van risicogestuurde systeembenaderingen, bouwen met de natuur, e-participatie en waarachtig integraal werken.
door Ties Rijcken
Hoe kunnen we naar integraliteit verschuiven als vrijwel al het werk in de waterwereld sectoraal gedreven is? Het Hoogwaterbeschermingsprogramma (gemiddeld 450 miljoen euro per jaar; bron: rijksbegroting), Programmatische Aanpak Grote Wateren (50 miljoen), KRW (50 miljoen) en de uitbreiding van het hoofdvaarwegennet (150 miljoen) bijvoorbeeld, zijn elk gericht op één functie van het watersysteem. De nationale overheid ontwikkelt een kader, bestaande uit doelstelling, budget en planning. Hiermee rollen decentrale uitvoeringsoverheden een programma uit.
Historisch gezien is centrale kaderstelling nog maar een recente werkwijze, mogelijk gemaakt door geavanceerde analysemethoden en verdergaande professionalisering van de overheid. De voordelen zijn vooral een overzichtelijk debat over budgetallocatie (tijdens de beleidsontwikkeling) en het kunnen overwinnen van lokale weerstand met de nationale kaders (tijdens de uitvoering).
Beroemde projecten uit het verleden werden niet gedreven door een nationaal kader maar door een visionaire systeembenadering. Het Pannerdens Kanaal is aangelegd als afwatering én landsverdediging. De Afsluitdijk en de Deltawerken dienden veiligheid, scheepvaart, zoetwatervoorziening én verkeersontsluiting.
Met een rijksprogramma voor integrale projecten voorspel ik een vloedgolf van creativiteit
Sectorale kaders kunnen synergie juist frustreren. Een voorbeeld: een sluis wordt vergroot vanuit een scheepvaartkaderstelling (kosten: 200 miljoen euro). De ontwerpers zien synergiekansen voor een aangrenzende dijkversterking en voor de ecologische verbinding tussen de beide zijden van de sluis, maar dat valt buiten de scope.
Kort na oplevering gaat het gebied weer op de schop voor de dijkversterking (50 miljoen) en daarna voor de ecologische verbinding (25 miljoen). Met het samenvoegen van onderzoek, voorbereiding en uitvoering op de drie doelen kan het hele project minder dan 250 miljoen kosten, is de overlastperiode drie keer korter en wordt het geheel geen composiet van aan elkaar geplakte deelprojecten, maar fraai geïntegreerd.
Hoe zouden nationale spelregels voor daadwerkelijk integrale projecten er uit kunnen zien? De centrale sectorale kaderdoelstellingen blijven bestaan. Naast de bestaande programma’s die de kaders uitrollen komt er een integraal programma, waarop consortia van overheden integrale plannen in kunnen dienen. Ze onderbouwen deze door aan te sluiten op de centrale kaderdoelstellingen en door hun integrale project te vergelijken met sectorale alternatieven.
Met zulke nationale spelregels voorspel ik in de Nederlandse waterwereld een vloedgolf van creatieve energie. Het programma Integraal Riviermanagement (zojuist opgericht) gaat niet zo ver, maar dat zou nog best kunnen.
Ties Rijcken is innovator en publicist
Deze column verscheen in het vakblad H2O