Opnieuw berichten media over normoverschrijdende concentraties van bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater en illegale lozingen van verboden stoffen, zoals dichloorvos, de insecticide die in hoge concentraties werd aangetroffen in Westlandse wateren. Wie beschermt ons (nou eindelijk eens) tegen dit landbouwgif, vraagt Jos Peters zich af.
door Jos Peters
Volgens de boeren gebruiken ze jaarlijks 5 miljoen kilo. Daarmee bestrijden ze hardnekkige onkruiden, schimmels, aaltjes, insecten. Het ministerie probeert ons gerust te stellen: ‘toelating en gebruik zijn heel zorgvuldig’. Kunnen we dus rustig slapen?
Gelukkig spoelt niet alles uit in bollenvelden, boomgaarden, akkers. Zou dat wel zo zijn, dan komen we in grondwater concentraties tegen tienduizenden keren hoger dan toegelaten in drinkwater. Veel middelen breken af, daar kom ik op. Probleem is dat waterbedrijven in hun bronnen afbraakproducten aantreffen waarvan onbekend is hoe schadelijk ze zijn.
Ook zorgelijk: stoffen hopen zich op in de bodem. En ze verwaaien. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu rapporteert dat honderden meters verwijderd van landbouwpercelen gif aanwezig is in huisstof, in lucht die iedereen binnenkrijgt, in bloed en urine van omwonenden. Zelfs in luiers van baby’s. Ook is er blootstelling via bloemen en planten en zit het spul in en op veel van wat we eten. Opmerkelijk is dat het landbouwministerie sinds kort meer lijkt te staan voor Voedselzekerheid dan voor Voedselkwaliteit.
Belangrijk bij risicobeoordeling is de snelheid waarmee stoffen afbreken. De meest persistente zijn het meest zorgelijk. DDT is een schrijnend voorbeeld. Een halve eeuw nadat het is verboden, komen we het nog tegen. Laat dat een les zijn. De laatste jaren is er ophef over PFAS, een verzamelnaam van nare stoffen die zich ook ophopen en nauwelijks afbreken. Willen we niet dat ze overal opduiken – zoals in eieren van hobbykippen – dan moeten we nú alle ‘forever chemicals’ verbieden.
Kersentelers mochten ‘eenmalig’, maar wel voor het negende jaar op rij, fruitvliegen verdelgen met verboden insecticiden
Politiek verantwoordelijk voor landbouwgif is niet een minister van Milieu (bizar, die hebben we niet meer) of Volksgezondheid, maar die van Landbouw met een eigen pesticiden-waakhond: het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Dit Ctgb beoordeelt de risico’s. Andere instanties zien toe op handel en gebruik. Frappant is dat agrochemie giganten, de gifproducenten, zelf voor de beoordeling het onderzoek doen.
Ook de organisatie Natuur & Milieu wijst op grote tekortkomingen in die beoordeling. Zo kijkt het Ctgb niet naar hoe cocktails van stoffen stapeleffecten hebben op onze gezondheid. Het kijkt ook niet naar gevolgen voor hersenaandoeningen. Toetsen op neurotoxiciteit is echt noodzakelijk nu internationaal erkende toponderzoekers – onder wie Bas Bloem, hoogleraar neurologie van het Radboudumc - er zeker van zijn dat pesticiden een rol spelen bij nare hersenziektes.
Parkinson is zo’n ziekte, in veel landen een beroepsziekte onder boeren. Vreemd dus dat de vorige minister van Landbouw niet tegen verlenging van toelating stemde van de onkruidbestrijder glyfosaat. Ook vreemd: zijn draai dit voorjaar richting kersentelers. Die mochten ‘eenmalig’, maar wel voor het negende jaar op rij, fruitvliegen verdelgen met verboden insecticiden. Dat is desastreus voor álles dat fladdert en zoemt, ook voor hommels en bijen. Ook in de Betuwe, mijn geboortestreek, wordt de lente stil.
Als de overheid ons écht wil beschermen - en dat is wat we mogen verwachten - dan moet alles op de schop: risicobeoordeling, toelatingsbeleid, toezicht, handhaving
Kortom, we zijn tegen landbouwgif niet goed beschermd. Dat is geen mening. Harde feiten wijzen dat uit. Waterbedrijven komen toegelaten stoffen - bentazon bijvoorbeeld - normoverschrijdend tegen. Zelfs in diep grondwater dat dan alleen met extra zuivering bron kan zijn voor ons drinkwater. Uitspoeling, mobiliteit, persistentie blijken in de praktijk dus veel problematischer dan wat de gifproducenten beweren. Dus is het onterecht dat deze stoffen zijn toegelaten. Tegelijkertijd vinden we in onze leefomgeving ook verboden middelen, bijvoorbeeld dinoterb en fenchloorphos.
Pointer, het platform voor onderzoeksjournalistiek van KRO-NCRV, meldde zeer recent dat in 2022 in oppervlaktewater maar liefst 32 verboden middelen normoverschrijdend zijn gevonden. Die zijn dus ooit gebruikt of – heel kwalijk – gebruik vindt nog steeds plaats. Zo bleek zeer onlangs dat een Westlandse tuinder dichloorvos loosde. Dit insecticide is al ruim 15 jaar verboden. Toezicht en handhaving schieten tekort. Jaarlijks krijgt minder dan één op de honderd telers controle. Dan blijkt dat van elke drie er één met de regels sjoemelt.
Wil de overheid ons écht beschermen - dat is wat we mogen verwachten - dan moet alles op de schop: risicobeoordeling, toelatingsbeleid, toezicht, handhaving. Onlangs spanden omwonenden een zaak aan tegen gif spuitende leliebollenboeren. Ze kregen gelijk. De rechter nam hún zorgen serieus. Wat nu te denken van de zorgen van waterbedrijven met de nobele taak ons land van onberispelijk drinkwater te voorzien? Opnieuw aandringen tot actie van het nieuwe kabinet? Gezien de gewijzigde politieke verhoudingen is het meer tijd voor afdwingen met een gang naar de rechter.
Jos Peters is waterexpert en -activist
Eerlijker voor de boeren en de maatschappij.
Het pleidooi voor meer overleg in het kader van grensoverschrijdend waterbeheer met Duitsland en België, maar ook met Luxemburg, Frankrijk en Zwitserland, is wel steekhoudend. Het stroomgebied van de Rijn beslaat naast Nederland immers Zwitserland, Duitsland en Frankrijk. Stroomgebied van de Maas beslaat naast Nederland ook Frankrijk, Luxemburg, België en Duitsland. Voor zover ik weet zijn er in waterschapverband slechts een aantal pilots hier momenteel concreet mee bezig o.a. via het ontwerpen en operationaliseren van grensoverschrijdend waterbeheer rondom de Overijsselse Vecht en ook voor delen van het Roer stroomgebied dat aansluit op de Maas. Ruimte voor de rivieren in Nederland gaat maar beperkte impact hebben als niet eenzelfde inhaalslag gaat plaatsvinden in de bovenstrooms genoemde landen.
Acht kennisinstituten uit Nederland, België, Duitsland en Luxemburg gaan daarom onder coördinatie van Deltares onderzoek doen naar beter beheer van grensoverschrijdende regionale stroomgebieden. De watersnood in juli 2021 heeft geleerd dat autoriteiten hier geen goed overzicht over hebben en dat kennis over de overstromings- en droogterisico’s langs de kleinere grensoverschrijdende zijrivieren van de Maas en Rijn nog heel versnipperd is.
Het artikel stelt terecht dat voor grensoverschrijdend waterbeheer nog te weinig urgentie is.