OPINIE - De kans lijkt groot dat de opwarming minder snel gaat dan voorspeld, stelt emeritus hoogleraar Kop. De stijging van 1,5 oC mag ruim na 2030 worden verwacht en de tijdshorizon voor de stijging van 2 oC wordt moeilijk voorspelbaar. 'Dit betekent, dat ons meer tijd wordt gegund voor het nemen van maatregelen.'
door J.H. Kop
'Opgejut door het Klimaatpanel van de VN lijkt het huidige klimaatbeleid in zijn totaliteit te worden gericht op het terugdringen en minimaliseren van de door de mens veroorzaakte uitstoot van CO2 (exclusief de natuurlijke excretie) met het oogmerk de stijging van de zogenaamde wereldtemperatuur op korte termijn te beperken tot 1,5 oC, hooguit 2 oC. Een en ander dreigt gepaard te gaan met hoge kosten, geperst in een extreem korte periode.
Wat het tijdsbestek aangaat, is het allereerst van belang de prognoses van het VN Klimaatpanel – die voornamelijk zijn gerelateerd aan het verloop van het CO2-gehalte in de atmosfeer – te toetsen aan de realiteit; zie de onderstaande figuur.
Evident is het achterblijven van de werkelijke temperatuurstijging ten opzichte van de voorspelde. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat de met de temperatuurstijging gepaard gaande opwarming van de oceanen meer waterdamp (wolken!) in de atmosfeer terecht komt, hetgeen een dempend effect zou sorteren.
Minder snel
In ieder geval lijkt de kans groot dat de opwarming minder snel gaat dan voorspeld, zodat de stijging van 1,5 oC ruim na 2030 mag worden verwacht en de tijdshorizon voor de stijging van 2 oC wel heel moeilijk voorspelbaar wordt.
Dit betekent, dat ons meer tijd wordt gegund voor het nemen van maatregelen en dat we die maatregelen trapsgewijze en meer gespreid in de tijd kunnen nemen.
Beschouwen we door de mens veroorzaakte CO2-uitstoot nog steeds als de hoofdoorzaak van de wereldtemperatuurstijging, dan kunnen we een hoofdboosdoener – de groep van kolengestookte energiecentrales – stapsgewijze en gespreid in de tijd op economisch verantwoorde wijze 'afbouwen' en vervangen door niet CO2 uitstotende energiecentrales.
Meer tijd
Zoals stormvloedveilige kernenergiecentrales, die onafhankelijk van zon en wind elektriciteit op aanvraag produceren. Naast het verminderen van de CO2-uitstoot komt er meer tijd voor studie en implementatie van hergebruik van geproduceerde CO2; denk bijvoorbeeld aan de slimme oplossing van Shell-CO2 in de tuinbouwkassen van het Westland.
Eveneens wordt ons de tijd gegund wetenschappelijk en op evenwichtige wijze te anticiperen op een wereld die 1,5 oC warmer is.
Hoe ziet die wereld er dan uit? Bijvoorbeeld: Op welke zeestanden moeten we inspelen, bij een ‘gemiddelde’ toestand en bij extrema (zeg bij een gemiddelde herhalingstijd van 10.000 jaar). Welke ‘kunstwerken’ zullen dan nodig zijn om ons te beschermen tegen het geweld van de zee? Als we dat hebben bepaald, kunnen we ze – zo nodig stapsgewijs – bouwen. Wanneer wordt een mobiele stormvloedkering in de Westerschelde nodig?
Wat de rivieren betreft, is er al veel bereikt met het programma ‘Ruimte voor de Rivier’.
Reservoirs
Moet er nog meer? Moeten de reservoirs Haringvliet, Volkerak, Grevelingenmeer en Oosterschelde worden ingeschakeld voor berging bij extreem hoog binnen- en buitenwater?
Op welke neerslag moeten we inspelen in ‘natte’ en ‘droge’ perioden? Wat betekent dit voor bijvoorbeeld de landbouw? Hoeveel zoet water moet er kunstmatig worden opgeslagen, en waar? De combinatie IJssel en IJsselmeer vormt een goed voorbeeld voor het Noorden en Oosten van ons land (het Markermeer op zich is contraproductief door de grote verdamping).
Moeten in het kader van de droogtebestrijding in het zuidwesten van ons land Haringvliet, Volkerak, Grevelingenmeer en Oosterschelde alsdan worden benut voor zoetwaterberging? Moet een en ander worden gecombineerd met het afremmen van de zoutintrusie uit de Noordzee via de open toegangen (Nieuwe Waterweg!) en de ondergrond?
Vragen genoeg, maar ook tijd genoeg voor grondige studie en economisch verantwoorde investeringen, met – evident – optimale (zo mogelijk) oplossingen voor natuur en milieu.
Het bovenstaande is geënt op Nederland.
Vanzelfsprekend geldt dezelfde problematiek (maar ook het hebben van tijd) voor de lage aan zee gelegen regio's en steden in de rest van de wereld. Veelal zijn technische oplossingen voorhanden, maar is zwak bestuur de remmende factor. Iets voor de VN?'
Prof. ir. J.H. Kop is emeritus hoogleraar gezondheidstechniek aan de TU Delft