Schone Rivieren, een samenwerking van IVN Natuureducatie en Stichting De Noordzee, streeft naar een zwerfafvalvrije rivierdelta in 2030. Dat gaat met de huidige aanpak van zwerfafval niet lukken, is de conclusie na vijf jaar grootschalig rivierafvalonderzoek. "De aanpak is veel te vrijblijvend en richt zich te weinig op het wegnemen van de oorzaken. Het is dweilen met de kraan open," zegt Joost Barendrecht, projectleider van het onderzoek.
Tekst Mirjam Jochemsen
Welke uitkomst van het onderzoek heeft u het meest verrast?
“Precies wat de titel van het onderzoeksrapport aangeeft: dat we plasticsoep in de Nederlandse rivieren hebben. Het blijkt dat zwerfafval dat in de rivieren belandt voor het grootste deel in het riviersysteem achterblijft. Het bezinkt op en in de oevers en verdwijnt niet. We vonden items die al tientallen jaren oud waren, waaronder heel veel kleine stukjes plastic die niet eens meer definieerbaar zijn. We dachten dat plasticsoep vooral een probleem van de zee is. Maar dat is dus niet zo, het probleem is in onze rivieren minstens zo groot.”
Dus onze intuïtie die zegt: al dat plastic spoelt uiteindelijk wel weg naar zee, die klopt niet?
“Nee. Neem de overstromingen van twee jaar geleden in Wallonië, Duitsland en Limburg. Daarna hebben we een afval gevonden! Maar dat was maar ongeveer tot aan Roermond, verder stroomafwaarts werd het veel minder. Het drijft een stuk met de stroom mee en belandt ergens op de oevers. Samen met organisch materiaal en ander sediment ontstaan er zo pakketten die onderdeel worden van de oever.
We kennen allemaal de beelden van dode walvissen en noordse stormvogels die hun maag vol hebben zitten met stukjes plastic. Voor het leven in en langs onze rivieren is dat nog niet onderzocht, maar je kunt ervan uitgaan dat daarvoor hetzelfde geldt. En dan heb ik het nog niet over de financiële last van het bestrijden van zwerfafval, 300 miljoen euro per jaar. Dat kunnen we beter besteden aan voorkomen. Plastic zwerfafval is een groot probleem, en de effecten ervan spelen zich heel dichtbij af.”
Hoe zag jullie onderzoek eruit?
“Het is citizen science door vrijwilligers, degelijk getraind door IVN en Stichting De Noordzee. Stichting De Noordzee heeft met referentiemetingen de metingen van de vrijwilligers gevalideerd. De vrijwiligers onderzoeken langs de Nederlandse rivieren 500 tracés van 100 meter lengte. Jaarlijks wordt twee keer lang gemonitord, een keer in het voorjaar en een keer in het najaar. We hebben nu vijf jaar op deze manier data verzameld. We werken volgens een protocol dat vergelijkbaar is met de OSPAR Marine Litter-monitoringsmethode, de internationaal erkende methode voor het onderzoeken van afval op stranden.
De ‘vangst’ was twee keer per jaar gemiddeld ruim 300 stuks afval per 100 meter. Dat is anderhalf keer meer dan op de stranden! Doordat in het voorjaar de rivieren hoge afvoeren hebben vind je dan meer dan in het najaar. Ongeveer 90 procent van al dat afval is plastic. Grofweg een derde ervan komt van bedrijven en bouwplaatsen, en een derde van consumenten (buitenrecreatie). De rest is dumping van grof- en huishoudelijk afval of komt uit riooloverstorten.”
Dit klinkt allemaal behoorlijk alarmerend. Ziet u ook oplossingen?
“Er is een heleboel wat we nú al kunnen doen. Kleine praktische maatregelen die zo genomen kunnen worden, die geen pijn doen en weinig kosten. Bewustwording is het belangrijkst: consumenten, overheden en het bedrijfsleven moeten hun verantwoordelijkheid zien en nemen.
Daarnaast is een systeemverandering nodig: we moeten van single use naar statiegeld en hergebruik van koffiebekers, bierbekers, etensbakjes en dergelijke. En uiteindelijk kunnen we niet zonder normerende juridische kaders, te beginnen in de Kaderrichtlijn Water (KRW), zodat de overheid concrete maatregelen kan afdwingen met vergunningvoorschriften en handhaving. Dat zal nog de meeste tijd en moeite kosten.”
Hoe pakken we dat aan?
“De afgelopen jaren zijn nuttige samenwerkingen ontstaan. Uit het coördineren van opruimacties groeide het riviernetwerk Schone Maas: Rijkswaterstaat, de provincie Limburg en IVN, later aangevuld met gemeenten en terreinbeherende organisaties. Inmiddels hebben ook diverse andere grote rivieren elk een netwerk.
We willen graag verder met het onderzoek. Maar we werken ook aan het bedenken en stimuleren van maatregelen. Bijvoorbeeld voor piepschuim (EPS). Dat spul is wat we het meest vinden op de oevers. Het verwaait van bouwplaatsen en bedrijventerreinen. Als gemeente kun je in bouwvergunningen en aanbestedingen maatregelen voorschrijven voor de bouwplaats en de werkwijze, zoals instructies voor werknemers, gesloten containers, schotten aan de onderkant van hekwerken. Dat geeft een kapstok voor handhaving. En als een norm niet zo expliciet in de vergunningsvoorwaarden kan, is er altijd nog een algemene zorgplicht.
Je kunt ook vrij makkelijk goede voorzieningen in de buitenruimte regelen. Maak voor bezoekers en voorbijgangers duidelijk wat er van ze verwacht wordt: afval – ook sigarettenpeuken! – in bakken achterlaten of meenemen. Andere voorbeelden: een verbod op plastic in vuurwerk, en op het oplaten van ballonnen.”
En ‘watermensen’, de lezers van dit blad, wat kunnen die doen?
“Dan kan je denken aan filters op slimme plekken (bij toegang tot het regenwaterriool, bij overstorten en op de zuiveringen) en aan vermindering van overstorten. Of aan concrete normen in lozingsvergunningen en bij aanbestedingen. Het is toch onverteerbaar dat Chemelot in Limburg weer zeven jaar lang 14.000 kilo microplastics per jaar mag lozen!”
Dit artikel is verschenen in de printuigave van H2O december
Het onderzoeksrapport ‘Plasticsoep in de Nederlandse rivieren’ (Schone rivieren, 2023) is te downloaden op www.schonerivieren.org.
Heeft u iets te zeggen over een onderwerp waarover we het in de waterwereld met elkaar zouden moeten hebben? Neem contact op met de redactie van H2O,