In de uitgave van het kennismagazine Water Matters van afgelopen december staat het artikel ‘CO2-reductie en grondstofwinning door samenwerking slachterij en rwzi Epe’ (blz 20-23). Het stuk roept vragen op, betoogt Johan Raap. Hij stelt ze in deze bijdrage aan de orde.
door Johan Raap
Aangezien samenwerking tussen bedrijven en waterschappen altijd mijn aandacht heeft, wekte dit artikel mijn interesse. Ja, het is heel goed dat er vaker wordt gekeken naar de keten - dus de schakels ontdoeners van afvalwater, riolering, riool zuiveringstechnische werken en het oppervlaktewater - en op juiste wijze beschouwd. En hier heb ik toch een paar vragen.
Ten eerste halen de auteurs de termen voorbehandeling en voorzuivering door elkaar. In vele cursussen wordt juist daar aandacht voor gevraagd. Voorbehandeling betreft het proces waarbij de daadwerkelijke zuivering wordt ontlast van storende stoffen, voorzuivering betreft het zuiveringsproces dat (in het voorbeeld van industrie) ook door een rioolwaterzuivering uitgevoerd kan worden. En juist industriële lozingen via gemeenteriool (indirecte lozingen dus) hebben de aandacht tot voorbehandeling ook in de jurisprudentie, vroeger via de Lozingsverordening Rioleringen, tegenwoordig de Wabo en straks als het goed is de Omgevingswet.
Industriële lozingen
Industriële lozingen dienen altijd hun water voor te behandelen, meer specifiek te ontdoen van grove delen, bezinkbaar en/of drijvend materiaal. In cursussen geef ik altijd als voorbeeld dat een aardappelfrietfabriek de aanhangende grond, de schillen en het bakvet moet verwijderen, en een kippenslachterij de veren en de kippen koppen. Het wordt onderhand zelfs tijd dat we burgers bij deze uitdagingen betrekken; die permitteren zich ondertussen van alles, getuige het vele roostervuil -waaronder veel plastics- dat verwijderd moet worden aan het begin van de rwzi’s, maar dat terzijde.
'Ik kan me niks voorstellen bij deze lozing van een slachterij zonder voorbehandeling'
In reactie op het beschreven voorbeeld in het artikel in Water Matters: ik kan me niks voorstellen bij deze lozing van een slachterij zonder voorbehandeling. Heel duidelijk wordt hierin ook het aandachtpunt van de beheersoperatie op de rwzi gegeven, ophoping van vet in de vetvang van die inrichting. Ik denk toch even aan de keten: hoe is het gesteld met vetophoping in het gemeentelijk rioolstelsel, in de randvoorzieningen en o, ja, bij de riooloverstorten? Die waterketen is goed geschetst in afbeelding 1, maar normaal zit er ergens toch ook een riooloverstort. En juist vanwege die rioolaspecten en voorzieningen is in de wet voorgeschreven dat voorbehandeling van industrieel water, meer specifiek slachterijafvalwater, altijd noodzakelijk is.
Mogelijk haalt dat bedrijf, die slachterij in deze, met die voorbehandeling meer stoffen uit industrieel water dan noodzakelijk via voorbehandeling. Deze nuancering had ik dan graag gezien. De gedachte die daar meteen op volgt: is het resterende water niet meteen geschikt voor anaerobe zuivering? De vuilvracht en de concentratie doen daar meteen aan denken. Dat zou nog meer CO2-besparing kunnen opleveren. Is daar aan gedacht, zomaar een vraag.
Verkeerd gerekend?
Tot slot wordt meteen in de inleiding geschreven dat de rwzi Epe meer capaciteit heeft dan dat er momenteel wordt aangeboden. Daarbij moet toch meteen de vraag gesteld worden: is er ergens verkeerd gerekend of een verkeerde prognose gemaakt? Uiteraard kan het ook zijn dat de rwzi is uitgelegd op toekomstige ontwikkelingen (zoals bijvoorbeeld de realisatie van een nieuwe woonwijk). Een korte verklaring hiervan is dan ook op zijn plaats.
Het artikel sluit af met een aanbeveling van de auteurs om bij ook bij andere waterschappen te onderzoeken of er meerdere kansen liggen om meer industrieel water te ontvangen, en zo de efficiency van de rioolwaterzuivering te verhogen. Ik steun hun betoog, maar toch met een kanttekening. Vaak kan op veel efficiëntere wijze meer benutbare energie en materialen worden gewonnen uit industriële stromen wanneer deze - op het terrein zelf - worden behandeld met een combinatie van een passende voorbehandeling gevolgd door bijvoorbeeld een anaerobe zuivering.
Er wordt meer biogas gewonnen dan wanneer er eerst een aerobe behandeling wordt uitgevoerd op de rwzi. Ook worden in dat geval de componenten niet gemengd met risicovolle ‘post-consumer-stromen’ waardoor er meer kansen zijn op afzet. Bijvoorbeeld als meststof op het land.
En heel belangrijk, zelfs bij volledige zuivering, dus bij afhaken op het stedelijk rioolsysteem en aanhaken op het regionale oppervlaktewatersysteem, ontstaan er ook meteen mogelijkheden voor intern waterhergebruik. Juist dat geeft ook mogelijkheden voor waterschappen om bij te dragen, waar mogelijk zelfs in beheersoperatie. In dat geval beziet het waterschap niet alleen zijn zuiveringsbeheertaak, maar breder, naar de maatschappelijke opgaven die er zijn.
Johan Raap is lid van het algemeen bestuur Waterschap Aa en Maas