Een verdere ontwikkeling, verdieping en uitrol van bodemdalingmaatregelen is niet alleen relevant voor bodemdaling zelf, maar kan ook goed als vliegwiel functioneren voor andere opgaven in het veenweidegebied zoals de regionale uitwerkingen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), stelt Rienk Schaafsma. "De praktijkgerichte aanpak van bodemdaling en CO2-emissie kan het proces van NPLG in de regio versnellen en verbeteren. De ervaring leert dat een concrete aanpak van bodemdaling tot constructieve samenwerking en daarmee ook tot meer verbinding van belanghebbenden kan leiden."
door Rienk Schaafsma
Kenniscentrum Bodemdaling en Funderingen (KBF) kunnen worden opgepakt. Dit artikel gaat kort in op bodemdaling binnen de context van de transitie in veenweiden, de verschillende sporen waarlangs kennis en ervaring wordt opgedaan en hoe bodemdaling de regionale NPLG-aanpak kan inspireren. Vervolgens komen kennisvragen aan bod en hoe die vanuit het perspectief van het
Bodemdaling veenweiden
Bodemdaling in het Nederlandse landelijke gebied manifesteert zich al decennia sluipenderwijs in de veenweidegebieden van met name Utrecht, Zuid-Holland, Noord-Holland, Fryslân, Overijssel en Drenthe. De laatste jaren is een verschuiving waarneembaar van relatieve gelatenheid naar actie in veenweidepolders: zowel in het peilbeleid (niet altijd meer volgen van de bodemdaling) als in de vorm van concrete maatregelen (zoals waterinfiltratie¬systemen).
Diverse onderzoekstrajecten lopen, bijvoorbeeld het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden (NOBV), het Veenweiden Innovatie Centrum (VIC), het Veenweiden Innovatie Programma Nederland (VIPNL) en Feangreide Fryslân. Ook zijn praktijkprojecten in uitvoering, bijvoorbeeld onder de vlag van Klimaatslim Boeren op Veen in het Groene Hart (KSBOV) en in diverse gebiedsprogramma’s voor veenweidegebieden zoals de Utrechtse Venen, Alblasserwaard, Krimpenerwaard, veenweidegebieden in Fryslân en de Kop van Overijssel.
Bodemdaling binnen de transitie van het landelijk gebied
Bodemdaling in het landelijke veenweidegebied heeft een directe relatie met de uitstoot van broeikasgassen. De bodem daalt hier door oxidatie van veen wat bijdraagt aan de emissie van vooral CO2. Met de landelijke klimaatdoelstellingen is ook de opgave van bodemdaling duidelijker geworden. Denk aan de 1 Mton emissie reductiedoelstelling voor CO2 voor alle veenweidegebieden samen die is vertaald naar opgaven per provincie.
Parallel aan het uitwerken van provinciaal/regionaal beleid zijn de laatste jaren diverse uitvoeringsprojecten gestart. In die projecten is ervaring opgedaan met de aanleg en het praktisch functioneren van waterinfiltratiesystemen, en in mindere mate met alternatieve teelten en technieken zoals actief klei in veen brengen om de veenoxidatie te verminderen.
Deze uitvoering vindt plaats binnen een transitie van het landelijk gebied met diverse andere maatschappelijke opgaven, met als actuele ontwikkeling de provinciale NPLG-plannen.
Agrarische collectieven, hun adviseurs en de betrokken waterschappen pakken vooruitlopend op de transitie de uitvoering op van bodemdaling projecten. De realisatie van waterinfiltratiesystemen door middel van een intensieve samenwerking tussen beleidsmakers, beheerders en boeren in onder meer het Groene Hart laat zien dat er constructief in het veenweidegebied wordt samengewerkt, ondanks de ontstane polarisatie rondom stikstof.
Belangrijk om deze uitvoeringsenergie te benutten en verder uit te bouwen zonder daarbij de ogen te sluiten voor andere ontwikkelingen. Om daarmee ook het ‘gat’ te verkleinen dat de laatste jaren is waar te nemen tussen de systeemwereld (gedomineerd door overheid en wetenschap) en de leefwereld (van boeren en burgers)1.
De ervaring met bodemdaling leert dat het gat tussen beide ‘werelden’ goed is te slechten door juist samen te durven doen. Bijvoorbeeld door de realisatie van maatregelen zoals waterinfiltratiesystemen, met en door agrariërs. Van belang daarbij is ook het toewerken naar (nieuw) verdienvermogen van agrariërs. Kortom, samen op zoek naar een toekomstbestendige balans in de veenweidegebieden!
Optimaliseren met kennisontwikkeling en -deling
Kennis en ervaring over de aanpak van bodemdaling wordt opgedaan in diverse kennisdomeinen: die van de wetenschap (universiteiten, onderzoeksinstituten), het beleid (Rijk, provincies en waterschappen) en de praktijk (gebiedscollectieven, waterschappen, bedrijfsadviseurs).
Ook in gebiedsprogramma’s wordt kennis gedeeld. Denk bijvoorbeeld aan het IBP-Vitaal Platteland, NOVEX Groene Hart, het Veenweidepact Krimpenerwaard en uitvoeringsprogramma’s van de regionale veenweidestrategieën. Kennisontwikkeling over strategieën en maatregelen voor de aanpak van CO2-reductie en bodemdaling vindt weer plaats in het NOBV. Kennis over relatief nieuwe, nog te beproeven maatregelen als ‘Klei in veen’, ‘Veenmos’ en ‘Natte teelten’ wordt gecoördineerd vanuit het VIPNL dat voortborduurt op kennis en ervaring van het VIC in Zegveld.
Dit heeft geleid tot een veelheid aan activiteiten en aan de andere kant ook tot versnippering van beschikbare kennis. Meerwaarde voor zowel de aanpak van bodemdaling zelf als voor de transitie van het landelijk gebied ontstaat als de verschillende domeinen en programma’s samenwerken. Bodemdaling raakt immers het hele netwerk van bedrijf tot beleid. Oplossingen zijn voorhanden in zogeheten Communities of Practice (COP’s) waar ervaringskennis wordt opgedaan met concrete uitvoeringsprojecten. Dat kan in regio’s waar de verschillende opgaven samenkomen maar ook thematisch rondom specifieke vraagstukken.
Een goed voorbeeld van zo’n COP is het programma Klimaatslim Boeren op Veen in het Groene Hart (KSBOV) dat praktijkkennis ontwikkelt en toepast in een samenwerkingsverband van agrariërs, beleidmakers en waterbeheerders. Een benadering die past bij het karakter van het veenweidegebied waar actoren van oudsher gewend zijn om samen aan opgaven te werken. Een dergelijke COP-benadering kan worden toegepast in andere gebieden en andere, soortgelijke vraagstukken. De Deelexpeditie Gebiedsprocessen Veenweiden, waar projectleiders van lopende bodemdaling projecten in het veenweidegebied onderling hun ervaringen delen, levert naar verwachting later dit jaar waardevolle aanbevelingen op.
Kennisvragen
Er zijn anno 2023 nog diverse kennisvragen bij bodemdaling in het landelijk gebied. Zo onderzoekt het NOBV doorlopend de effecten van maatregelen op CO2-reductie en bodemdaling. Vragen over de toepassing van andere teelten, veenmos en klei in veen, komen op en een aantal wordt al behandeld door het VIPNL.
Bij waterinfiltratiesystemen spelen vragen over de consequenties voor de regionale zoetwatervoorraad en waterberging, mogelijkheden voor het toepassen van biologisch afbreekbare alternatieven en over beheer en onderhoud. Een ook voor bodemdaling relevante vraag is welke mogelijkheden er zijn voor een alternatief verdienvermogen van agrarische ondernemers en hoe dat in de praktijk kan werken. Diverse vragen moeten nog worden belegd in COP’s / programma’s.
Het landelijke Kenniscentrum Bodemdaling en Funderingen (KBF) kan een bijdrage leveren aan de verdere ontsluiting van kennis over aanpak en effecten van bodemdaling maatregelen. Om daarmee ook bij te dragen aan samenwerking bij de transitie van het veenweidegebied. Door het bieden van een platform voor het ontsluiten en delen van kennis uit lopende programma’s en door het nemen van het initiatief tot nieuwe COP’s, bijv. over biologische (afbreekbare) waterinfiltratiesystemen.
Rienk Schaafsma is verbonden aan Kenniscentrum Bodemdaling en Funderingen / Waaloord VOF
[1] Zie het essay van Govert Geldof in opdracht van de stuurgroep Groene Hart over zijn recente ervaringen met gebiedsprocessen in veenweiden met ook inspiratie van de socioloog Habermas.