Om ontwerpers en beheerders te ondersteunen bij het afstemmen van het ontwerp, beheer en de gekozen functies, heeft TAUW in opdracht van de gemeente Amsterdam een Programma van eisen (PvE) voor nvo’s opgesteld.
Geschreven door Jos Koopman, Pim de Kwaadsteniet (TAUW), Arthur van Pampus (gemeente Amsterdam)
Bij het (her)inrichten van een oever wordt steeds vaker gekozen voor een natuurvriendelijke inrichting. Natuurvriendelijke oevers (nvo’s) hebben een belangrijke functie in het bevorderen en behouden van de ecologische waarde van een watersysteem. Daarnaast verfraaien nvo’s de leefomgeving, verbeteren ze de veiligheid door de kans op verdrinkingen van mens en dier te verkleinen en kunnen ze bijdragen aan de klimaatadaptatie van een gebied door onder andere de bergingscapaciteit te bevorderen.
In de praktijk blijkt helaas vaak dat nvo’s niet volledig functioneel zijn en niet (meer) bijdragen aan de doelstelling(en) waarvoor ze in eerste instantie bedoeld zijn. De mate waarin een nvo functioneert, hangt af van de gekozen inrichting en het reguliere onderhoud. De inrichting van de nvo bepaalt welke zone(s) van de oever worden benadrukt. Het reguliere onderhoud speelt een grote rol bij het vegetatietype dat zich ontwikkelt.
Dit vegetatietype is op zijn beurt bepalend voor de gewenste dieren (doelsoorten). Voor een natuurvriendelijke oever waar de ringslang graag woont, is het bijvoorbeeld van belang dat er in het ontwerp ruimte is voor zon. Het koudbloedige dier heeft de zon nodig om 's ochtends op te warmen. Bij het beheer moet de oeverbeplanting (riet) op bepaalde plekken dus kort gehouden worden.
Of een nvo goed functioneert, hangt ook af van omgevingsfactoren. Een nvo die bijvoorbeeld volledig in de schaduw ligt, zal nooit goed functioneren. Ook de invloed van mensen en dieren, zoals recreanten en watervogels, speelt een rol. Het is cruciaal om bij het ontwerpen en beheren van nvo's rekening te houden met deze factoren.
Een programma van eisen
Om ontwerpers en beheerders te ondersteunen bij het afstemmen van het ontwerp, beheer en de gekozen functies van een nvo, heeft TAUW een Programma van eisen (PvE) opgesteld voor de gemeente Amsterdam. Dit PvE definieert verschillende typen nvo’s op basis van functies, omgevingsfactoren en inrichtingen en benoemd per type de ontwerp- en beheereisen. Hiermee kan de gebruiker op eenduidige wijze maatwerk leveren bij de invulling van de (vaak locatiespecifieke) doelen, omgevingsfactoren en beheermethoden. De toegevoegde waarde van dit PvE zit niet alleen in het ondersteunen van het ontwerp en beheer, maar ook in het ontwikkelen van een gemeenschappelijke taal.
Om dit proces te vergemakkelijken wordt de gebruiker door vier stappen geleid. Stappen 1 tot en met 3 omvatten het doorlopen van beslisbomen. In stap 4 wordt een overzicht gegeven van de ontwerpeisen die horen bij de gekozen inrichting van een nvo.
Afbeelding 1. De vier stappen van het PvE Natuurvriendelijke oevers
Stap 1: beslisboom ‘Eigendom en Beheer’
Een nvo zal alleen naar behoren functioneren als alle zones (zowel natte als droge) van de oever worden meegenomen in het beheerplan. Via deze beslisboom wordt duidelijk wie er verantwoordelijk is voor het beheer. In sommigen gevallen vraagt dit om samenwerking tussen verschillende waterbeheerders.
Stap 2: beslisboom ‘Haalbaarheid’
Via deze beslisboom wordt duidelijk of de locatie al dan niet geschikt is om een nvo aan te leggen. Factoren als voldoende ruimte, licht, en helder water, als ook de bereikbaarheid voor onderhoudsmaterieel zijn vereisten voor een goed functionerende oever. De definitie van ‘voldoende’ is afhankelijk van de functie van de oever.
Stap 3: beslisboom ‘Inrichting’
Via deze beslisboom (zie afbeelding 2) wordt op hoofdlijnen de inrichting van de nvo bepaald. Aan de hand van het doel (biodiversiteit, waterkwaliteit, enzovoort) en de standplaats (beschikbare ruimte, schaduw, enzovoort) wordt de gebruiker gestuurd naar de optimale inrichting. De inrichting omvat een oevertype (type nvo, zoals een plas- of een drasberm) en een doelvegetatie (gewenste plantensoorten op de oever). Daarnaast leiden enkele stappen tot eventuele aanpassingen/optimalisaties van de inrichting om schade door golfslag of vraat te voorkomen en/of extra waterberging (klimaatopgave), en/of verbinding met de omgeving te realiseren.
Afbeelding 2. Beslisboom 3, ‘Inrichting’
Stap 4: ‘Eisen ontwerp’
Uit het doorlopen van de drie beslisbomen volgen eisen die ervoor zorgen dat de inrichting van de nvo functioneel en beheerbaar is. Een nvo die om praktische redenen niet te onderhouden is, verliest al snel zijn functie. Daarnaast moet een nvo, zoals een plas- of drasberm, voldoen aan minimale afmetingen (breedte, diepte en lengte) om ecologisch te kunnen functioneren. Het PvE beschrijft zowel algemene als specifieke eisen en geeft per type oever een voorkeursontwerp (zie afbeelding 3 voor een voorbeeld van een nvo met een onderwaterbanket).
Afbeelding 3. Voorbeeld nvo: type onderwaterbanket
Work in progress
Het bovengenoemde PvE is een constant doorontwikkelend product. Het is immers gebaseerd op de kennis en ervaringen van de mensen die met natuurvriendelijke oevers werken. Deze kennis en ervaringen blijven in ontwikkeling en zo ook de beheermethodes en de wijze waarop nieuw ontworpen nvo's worden ontworpen en beheerd. Een goed PvE blijft zich dus ontwikkelen en zal meegroeien met de ervaringen die ermee wordt opgedaan. Om hier een goede start aan te geven wordt dit PvE voor natuurvriendelijke oevers vanaf nu ingezet voor alle initiatieven rond nvo’s in de openbare ruimte van Amsterdam. Op deze manier draagt het PvE bij aan het realiseren van functionele, beheerbare en passende natuurvriendelijke oevers, toegespitst op de specifieke doelen en omstandigheden van de gemeente Amsterdam.