Volgens het gerechtshof Den Haag handelen de Nederlandse Staat, Dunea en PWN onrechtmatig bij het afsluiten van drinkwater vanwege wanbetaling, als het gaat om gezinnen met minderjarige kinderen. Zij laten bewust de mogelijkheid open dat kinderen te weinig toegang tot drinkwater krijgen en doen niet alles wat redelijkerwijs mogelijk is om dit te voorkomen. Het belang van het kind moet voorop staan bij een afsluiting.
Het gerechtshof deed deze uitspraak op 19 maart in een zaak die was aangespannen door Defence for Children en het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM). De mensenrechtenorganisaties noemen het een ‘historische uitspraak’.
De drinkwaterbedrijven zetten afsluiting in als laatste redmiddel, wanneer ook na meerdere aanmaningen niet wordt betaald en pogingen om te komen tot een betalingsregeling of schuldsaneringstraject zijn mislukt. Defence for Children en het NCJM achten deze afsluiting onrechtmatig bij gezinnen met kinderen, omdat dit in strijd is met het Kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties.
Zij gingen in hoger beroep, nadat de rechtbank Den Haag in een vonnis in april 2022 hun vorderingen had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de primaire verantwoordelijkheid voor het welzijn van kinderen ligt bij de ouders dan wel verzorgers. Het Kinderrechtenverdrag geeft een kind geen onvoorwaardelijk recht op toegang tot drinkwater.
Het gerechtshof Den Haag komt tot een andere conclusie dan deze rechtbank en vernietigt het eerdere vonnis. De vorderingen van Defence for Children en het NJCM zijn deels toegewezen (zie kader Punten uit de beslissing). In een nieuwsbericht geeft het hof een korte toelichting op de redenen waarom de Staat (vertegenwoordigd door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat) en de drinkwaterbedrijven Dunea en PWN onrechtmatig handelen.
Zwaarwegend belang voor kinderen
Het recht op toegang tot water is volgens het hof een fundamenteel recht. Het recht is echter niet absoluut; er mogen beperkingen aan worden gesteld. “Dat neemt niet weg dat water een primaire levensbehoefte is en dat vooral kinderen een zwaarwegend belang hebben bij water, zowel voor hun fysieke en mentale gezondheid als voor een normaal gezinsleven en sociaal leven.”
De Staat komt hieraan onvoldoende tegemoet, vindt het hof. “De huidige regelgeving en beleid laten niettemin bewust de mogelijkheid open dat gezinnen met kinderen wegens wanbetaling worden afgesloten van drinkwater en dat de kinderen daardoor in een situatie komen waarin zij geen toegang hebben tot voldoende water. Dat is zelfs mogelijk voor onbepaalde tijd.”
Dunea en PWN schieten tekort in hun eigen beleid en uitvoering. “De drinkwaterbedrijven doen niet actief navraag naar de aanwezigheid van minderjarige kinderen en stellen bij afsluiting slechts bewaarmiddelen met een hoeveelheid van 12 liter per persoon ter beschikking. Die hoeveelheid ligt ver onder de hoeveelheid die volgens de VN-organisatie WHO (World Health Organization) nodig is om ernstige gezondheidsproblemen te voorkomen.” De WHO gaat ervan uit dat bij ongeveer 50 liter per dag de gezondheidsrisico’s voor iemand laag zijn en bij 100 liter erg laag.
Het oordeel van het gerechtshof Den Haag: “Door bewust de mogelijkheid open te laten dat kinderen te weinig toegang tot water krijgen en niet al het redelijkerwijs mogelijke te doen om dat te voorkomen, handelen de Staat en de drinkwaterbedrijven in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm en met artikel 3 lid 1 van het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind.” In dit artikel staat dat bij alle maatregelen die kinderen betreffen, de belangen van het kind de eerste overweging vormen.
Het hof wijst er nog op dat er andere, voor kinderen minder ingrijpende systemen te bedenken zijn. Die houden de voordelen van het huidige systeem – onder andere een prikkel tot betaling – in elk geval deels in stand.
Zelfstandig recht van kinderen
Defence for Children en het NJCM noemen in een gezamenlijke reactie dat kinderen volgens het oordeel van het gerechtshof zelfstandig recht hebben op toegang tot drinkwater. Zij zijn een aantal jaar geleden gaan procederen toen een eerste gezin met een baby van negen maanden bij hen aanklopte.
De uitspraak is historisch, zegt directeur Mirjam Blaak van Defence for Children. “Dat het zelfstandig recht van kinderen op toegang tot water wordt erkend, is een terechte stap. Kinderen mogen er nooit de dupe van worden als hun ouders de rekening niet kunnen betalen. Deze uitspraak brengt ons een stap dichter bij ons doel: dat geen enkel kind in Nederland zonder drinkwater komt te zitten.”
Volgens Simavi dat zich inzet voor vrouwenrechten, wordt ook vanuit het buitenland met belangstelling naar de belangrijke uitspraak gekeken. Het mensenrecht op water is niet vanzelf bindend voor staten en is ook een onderdeel van de sociaal-economische rechten. “Dit zijn positieve mensenrechten, wat wil zeggen dat de overheid vooral gebonden is om zich ergens voor in te zetten.”
Wat dat in de praktijk betekent, volgt uit de uitkomsten van rechtszaken zoals deze uitspraak. “Voor overheden betekent dit dat ze zich, in het geval dat kinderen betrokken zijn, minder makkelijk kunnen verschuilen achter de verantwoordelijkheid van anderen, bijvoorbeeld ouders of verzorgers.” Daarmee kan de druk op overheden wereldwijd om zich harder in te zetten voor de toegang tot drinkwater voor iedereen flink worden opgevoerd, aldus Simavi.
Duidelijke opdracht
Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wil nu alleen aangeven dat de Nederlandse Staat een duidelijke opdracht heeft gekregen van het hof. Er komt later een uitgebreidere reactie. De Staat kan eventueel nog in cassatie bij de Hoge Raad gaan.
Dunea en PWN hebben gereageerd op hun eigen sites in grotendeels vergelijkbare berichten. De drinkwaterbedrijven bestuderen de uitspraak nog en beraden zich op eventuele vervolgstappen. In de tussentijd bespreken zij deze kwestie met branchevereniging Vewin en de andere drinkwaterbedrijven en houden ze de ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving nauwlettend in de gaten.
De twee waterbedrijven laten weten er alles aan te doen om afsluiting te voorkomen. Zij zien dit als het uiterste redmiddel om schulden niet verder te laten oplopen en een klant bij passende hulp (schuldhulpverlening) uit te laten komen.
Dunea streeft naar nul afsluitingen per jaar. “Want iedere afsluiting is er één te veel. In het geval van een afsluiting gaan we zorgvuldig te werk en gaan we verder dan wettelijk van drinkwaterbedrijven zoals ons wordt gevraagd: als onze medewerkers tijdens een huisbezoek bijvoorbeeld signalen krijgen dat er kinderen woonachtig zijn, wordt er altijd in samenspraak met de klant naar een alternatieve oplossing gezocht en sluiten we niet af.”
PUNTEN UIT DE BESLISSING
Volgens het gerechtshof Den Haag handelt de Staat onrechtmatig:
- door bij de vaststelling en wijziging van de Afsluitregeling het belang van het kind geen eerste overweging te laten vormen en door onvoldoende maatregelen te nemen om te waarborgen dat bij de uitvoering van de regeling het belang van het kind een eerste overweging vormt;
- door te gedogen dat minderjarige kinderen wegens wanbetaling geheel zijn of worden afgesloten en in een situatie terechtkwamen of -komen waarin ze geen toegang hebben tot voldoende drinkwater conform de WHO-normen.
Daarom wordt de Staat bevolen om maatregelen te nemen waarmee een einde aan de onrechtmatige situatie wordt gemaakt. Meer specifiek gaat het om maatregelen die moeten voorkomen dat minderjarige kinderen als gevolg van wanbetaling door hun ouders of verzorgers geen toegang hebben tot voldoende drinkwater conform de WHO-normen.
Het gerechtshof oordeelt dat het handelen van Dunea en PWN onrechtmatig is, omdat het belang van het kind niet de eerste overweging is bij de vaststelling en uitvoering van hun beleid. In het bijzonder geldt:
- Dunea doet niet al het redelijkerwijs mogelijke om te achterhalen of er een of meer minderjarige kinderen wonen op het adres waarop afsluiting dreigt.
- PWN houdt bij haar afsluitingsbeleid in het geheel geen rekening met de aanwezigheid van minderjarige kinderen.
Het gerechtshof verbiedt Dunea en PWN om de levering van drinkwater wegens wanbetaling te beëindigen met het achterlaten van slechts 12 liter per persoon. Dit geldt wanneer bekend is of het vermoeden bestaat dat sprake is van één of meer minderjarige kinderen.
Is de levering van drinkwater inmiddels al beëindigd in een situatie waarbij één of meer minderjarige kinderen betrokken zijn? Dan moet het waterbedrijf de levering weer hervatten of een hoeveelheid water conform de WHO-normen verstrekken zolang de afsluiting duurt.