Er zullen aanzienlijk meer kilometers aan primaire keringen versterkt moeten worden dan tot nu toe werd aangenomen. Het gaat om in totaal zo’n 2.000 kilometer, 500 kilometer meer dan de huidige opgave. Dit leidt tot een flinke kostenstijging. Hoeveel is nog onzeker, maar de beheerders gaan er vooralsnog van uit dat er circa 24 miljard euro nodig is voor het hele dijkversterkingsprogramma. Ruim meer dan nu beschikbaar is: 12,6 miljard euro.
Dat blijkt uit de brief die minister Mark Harbers van Infrastructuur en Waterstaat vandaag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd over de dijkversterkingen. De bewindsman schetst dat de naar boven bijgestelde versterkingsopgave voortvloeit uit de eerste beoordelingsronde (LBO1) van de primaire keringen die eind 2022 is afgerond. Die inspectie leerde dat meer dijken onvoldoende scoren op veiligheid dan aanvankelijk gedacht.
De inschatting van beheerders nu is dat van de in totaal circa 3.500 km, bijna 2.000 km aangepakt moet worden, schrijft Harbers. Veel meer dan in 2014 toen een eerste schatting werd gemaakt van het aantal kilometers aan primaire keringen dat moest worden versterkt: 1.500 kilometer.
Onzekerheid
Over de extra kosten bestaat nog veel onzekerheid, daarom wordt een ruime bandbreedte aangehouden: van 15,7 miljard tot 32,9 miljard euro, met een gemiddelde van 24 miljard euro (prijspeil 2023).
De kostenstijging zal consequenties hebben voor de financiële bijdragen van de waterschappen aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma, waarmee de dijkversterkingen worden gefinancierd. In het Bestuursakkoord Water is afgesproken dat het Rijk en de gezamenlijke waterschappen elk 50 procent bijdragen aan het programma.
Als dat veel duurder wordt, zal dat mogelijk leiden tot herziening van de financiële afspraken voor het HWBP, blijkt uit de brief van Harbers. Maar voor dat het zover is moet eerst zekerheid komen over de werkelijke kostenstijging.
De bewindsman schrijft dat tussen nu en 2025 op een rij wordt gezet welke ‘beleidsmatige en/of bestuurlijke keuzes’ aan de orde kunnen komen. “Samen met de inzichten uit de Lange Termijn Programmering van het HWBP, de evaluatie van de subsidieregeling en van de Waterwet in 2024 vormt dit de input voor een concreet voorstel voor het eventueel herzien van de afspraken voor het HWBP.”
Korte termijn
Ook op korte termijn zal er al sprake zijn van financiële problemen bij urgente projecten, blijkt uit de brief van de minister. “Om voldoende tempo in de aanpak van de grote versterkingsopgave te houden, zal een structurele oplossing gevonden moeten worden.”
Op dit moment wordt middels het Hoogwaterbeschermingsplan (2024-2035) gewerkt aan 936 km van deze 2.000 km. “De meeste projecten voor deze kilometers zijn reeds gestart, en bevinden zich in de fase (voor)verkenning, planuitwerking of realisatie. Voor de overige kilometers zal nader onderzoek plaatsvinden”, schrijft Harbers in zijn brief aan de Kamer.
Eerste beoordelingsronde
In de eerste beoordelingsronde zijn 237 primaire keringen bekeken. Daaronder vallen dijken, stormvloedkeringen, dammen, duinen en bouwwerken die daar onderdeel van kunnen zijn, zoals sluizen. Er volgen nog twee beoordelingsronden (2023 t/m 2034 en 2035 t/m 2046).
In de nu afgeronde inspectie is het zwakste punt of een combinatie van zwakke punten bepalend voor de beoordeling van het hele traject. “Meestal hoeft niet het hele traject te worden aangepakt maar slechts een deel of delen daarvan”, schrijft de minister. Van de geïnspecteerde dijktrajecten kreeg 21 procent de beoordeling ‘voorlopig veiligheidsoordeel’. “De beoordeling van deze dijktrajecten wordt in de periode tot 2029 - halverwege de tweede beoordelingsronde - afgerond.”
De meeste dijktrajecten langs de Maas in Noord-Brabant en Gelderland krijgen de laagste score (categorie D). Dat geldt ook voor veel dijktrajecten langs de Rijntakken, aldus de Kamerbrief. Ook in het noorden van Limburg vallen enkele trajecten in categorie D. Sommige dijken zijn daar niet hoog en breed genoeg, schrijft Harbers.
Van de stormvloedkeringen moeten de Maeslantkering en de Ramspolkering onder handen worden genomen, meer specifiek de aan- of tussenliggende dijklichamen. “Daarnaast is er een opgave bij de bekleding van de Oesterdam en de duinwaterkering op Ameland. Voor een aantal sluizen zijn verbetermaatregelen nodig. Met name voor het verbeteren van de betrouwbaarheid van de sluitoperatie bij hoogwater.”