Zo’n 7500 meren in West-Groenland zijn in korte tijd sterk veranderd. Het water is bruin in plaats van helderblauw, de waterkwaliteit is flink achteruitgegaan en broeikasgassen worden niet meer opgeslagen maar uitgestoten. Volgens een internationaal onderzoeksteam zijn ze "over een omslagpunt geduwd".
De oorzaak van die snelle verandering is de extreme droogte en de eveneens extreme regenval in het najaar van 2022, schrijven de onderzoekers in het wetenschappelijk tijdschrift PNAS.
"Het was een erg ongewone mix van hoge temperaturen en heftige regenval", zegt Suzanne McGowan van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) in een toelichting. Zij maakt deel uit van het internationale team dat al sinds het einde van de jaren negentig in het gebied werkt.
Toen de onderzoekers in de zomer van 2023 weer in Groenland waren, zagen ze dat de bodem heel nat was en het water bruin. Duizenden meren zijn fysisch, chemisch en biologisch veranderd, concluderen ze. "Zulke veranderingen vinden gewoonlijk alleen in honderden jaren plaats."
Permafrost
Ze wijzen op de combinatie van extreme klimaateffecten in de herfst van 2022, die ervoor heeft gezorgd dat de veranderingen nu zo plotseling optreden. Normaal gesproken sneeuwt het in het najaar in West-Groenland, maar door de warmte viel de neerslag als regen.
Daarnaast was er veel meer neerslag dan gewoonlijk door een aantal ‘atmosferische rivieren’: smalle warme delen van de atmosfeer die veel vocht van de evenaar naar de polen brengen.
Bovendien ontdooide de permafrost, de bevroren bodem waarin grote hoeveelheden koolstof, ijzer, magnesium en andere elementen zijn opgeslagen, extra snel. Door de regen spoelden die stoffen de meren in, wat zorgde voor het troebele en bruine water.
Plankton
Het gevolg daarvan was dat er veel minder zonlicht doordrong in het water, waardoor de samenstelling van het plankton veranderde. Daardoor wordt er minder CO2 opgenomen en komt er meer CO2 en ook methaan vrij. "In de poolzomer slaan de meren nu geen koolstof meer op, maar zijn ze een CO2-bron geworden. Met een toename van 350 procent in de uitstoot", aldus McGowan.
De aquatisch ecoloog noemt de abrupte verandering en de enorme schaal daarvan schokkend. "We maken ons zorgen om de impact op de biodiversiteit in het poolgebied, de waterkwaliteit en de koolstofkringloop."
Maar daar blijft het niet bij: het team wil onderzoeken of de arctische meren mogelijk ook weer kunnen herstellen "op dezelfde manier of juist heel verschillend". McGowan was vandaag niet bereikbaar om dit toe te lichten, maar in dagblad Trouw wees ze op "mechanismes voor zelfcorrectie", waarbij het ijzer zich kan binden aan sediment in het meer.
Als we verdroging aanpakken (let op: Nederland heeft daartoe een verplichting) kán inderdaad grondwateroverlast de kop opsteken. Je spreekt over ‘totale onbeheersbaarheid van de grondwaterkwantiteit’. Dat snap ik niet. De infiltraties zijn juist uitermate gecontroleerd, ook kwantitatief. Overlast en droogte op de flanken ontstaan zeer snel door overvloedige regen of juist het gebrek daaraan. Overlast door infiltraties in de hoge delen – als het al optreedt - ontstaat echter niet ‘over night’, dat duurt jaren. Als - en voor zover - infiltraties de oorzaak zijn, dreigende overlast kunnen we perfect monitoren en heel effectief bestrijden door het sturen van de infiltraties of door zeer lokaal grondwater te onttrekken. Dat maakt ook nog eens prima bronnen beschikbaar. Het waterbedrijf zou water moeten winnen waar overlast dreigt, bij voorkeur niet daar waar verdroging het gevolg is.