Op 4 en 5 februari 1825 waren er enorme overstromingen in met name het gebied van de Zuiderzee, nadat door een stormvloed heel wat dijken doorbraken. Er vielen 380 doden te betreuren en complete veestapels verdronken. Het zwaarst getroffen werden Overijssel en Friesland. Vooral in deze provincies worden herdenkingsactiviteiten georganiseerd. Zo luiden honderden kerken speciaal de klokken op 2 februari in Friesland en op 4 februari in Overijssel. Ook is er een Watersnoodsymposium op 5 februari in Kampen, met onder anderen deltacommissaris Co Verdaas en hoogleraar Lotte Jensen.
De watersnoodramp van 1825 is de grootste natuurramp van de negentiende eeuw in Nederland en naburige landen in Noordwest-Europa. Toch raakte de gebeurtenis al snel in de vergetelheid. Hierin komt na tweehonderd jaar eindelijk verandering.
Vergeten ramp herontdekt
Waarom er nu weer aandacht is voor deze vergeten ramp, wordt toegelicht door Lotte Jensen in een interview in het aankomende nummer van magazine H2O dat op 7 februari verschijnt. Zij wijst erop dat recent ook andere watersnoodrampen zijn herontdekt en herdacht, zoals de Kerstvloed van 1717 en de Sint-Elisabethsvloed van 1421. “Daarmee past 1825 in een logisch patroon.”
Het heeft te maken met de huidige zorgen over de gevolgen van de klimaatverandering en zeespiegelstijging. “Herdenken gaat ook over de vraag hoe de toekomst van Nederland eruit gaat zien. Je kunt het verhaal van ons land vertellen als een verhaal van trots over hoe we alle watersnoden hebben overwonnen, maar hiermee word je ook herinnerd aan het verhaal van onze kwetsbaarheid. Door een herdenking blijft je daarop alert.”
Jensen geeft verschillende lezingen over de watersnoodramp van twee eeuwen geleden. Zij is hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen en onderzoekt de impact van rampen op de vorming van de Nederlandse identiteit in de loop van de eeuwen. Jensen schreef onder andere de boeken Wij en het water (2022) en Rampen, een nieuwe geschiedenis van Nederland (2024).
Indertijd als nationale ramp ervaren
De watersnood 1825 werd echt als nationale ramp ervaren. Het was voor het eerst dat dit gebeurde, vertelt Jensen. “Er was een enorme inzamelingsactie waarbij het toen zeer grote bedrag van 2,2 miljoen gulden werd opgehaald.”
Er waren ook grote overstromingen in onder andere Zeeland en de omgeving van Amsterdam, maar Overijssel (305 dodelijke slachtoffers) en Friesland (‘slechts’ 17 overledenen, wel 60 procent onder water) hadden het zwaarst te verduren. In deze provincies wordt dan ook het meeste aan de herdenking gedaan. Historische verenigingen, archieven en musea organiseren tentoonstellingen, lezingen en andere activiteiten. Ook gemeenten en waterschappen doen mee.
Klokken op 2 februari geluid in Friese kerken
Het zwaartepunt van de Friese herdenking ligt op zondag 2 februari. Dan worden om 20:00 uur de klokken geluid. Hieraan nemen meer dan 175 kerken en klokkenstoelen deel. Zij zijn gevraagd om, indien mogelijk, 18 minuten en 25 seconden te luiden.
Zondag zijn er nog diverse andere activiteiten in Friesland. Zo is het op verschillende plekken mogelijk om een lezing bij te wonen, een documentaire te bekijken of een mini-expositie te bezoeken. Op de site van Nationaal Landschap Zuidwest Fryslân is een overzicht te vinden van wat er die dag en ook later gebeurt.
Symposium en podcastserie in Overijssel
In Overijssel wordt op dinsdag 4 en woensdag 5 februari flink uitgepakt. De kerkklokken zullen op 4 februari om 18:25 uur precies 305 keer luiden, als eerbetoon aan de 305 inwoners die door de ramp overleden. Waterschap Drents Overijsselse Delta brengt dan eveneens het historische hoogwaterkanon bij Blankenham in stelling.
Een ander hoogtepunt in het door Stichting Overijsselacademie, Het Oversticht en Waterschap Drents Overijsselse Delta opgestelde herdenkingsprogramma, is het Watersnoodsymposium 1825-2025. Dat wordt op dinsdagmiddag 5 februari gehouden in Kampen. Jensen is hierbij de keynote spreker. Verder zijn er bijdragen van onder anderen deltacommissaris Co Verdaas over duurzame waterveiligheid voor de regio en historicus Adriaan Duiveman (KU Leuven) over de invloed van cultuurhistorische verhalen over het waterstaatsverleden op het huidige klimaatdebat.
Tijdens het symposium wordt de vijfdelige podcastserie Waterwolf. De stormvloed van 1825 gelanceerd, die te beluisteren zal zijn via Spotify, Apple Podcasts en andere podcast-apps. Historici Martin van der Linde en Marieke van Zanten gaan in gesprek met lokale kenners en (cultuur)historici over de vraag: hoe verliep de ramp en wat kunnen we daarvan leren? Hieraan verbonden is een storymap. Zie de site De stormvloed van 1825 voor meer informatie over de waternoodsramp en de herdenking in Overijssel.
Als we verdroging aanpakken (let op: Nederland heeft daartoe een verplichting) kán inderdaad grondwateroverlast de kop opsteken. Je spreekt over ‘totale onbeheersbaarheid van de grondwaterkwantiteit’. Dat snap ik niet. De infiltraties zijn juist uitermate gecontroleerd, ook kwantitatief. Overlast en droogte op de flanken ontstaan zeer snel door overvloedige regen of juist het gebrek daaraan. Overlast door infiltraties in de hoge delen – als het al optreedt - ontstaat echter niet ‘over night’, dat duurt jaren. Als - en voor zover - infiltraties de oorzaak zijn, dreigende overlast kunnen we perfect monitoren en heel effectief bestrijden door het sturen van de infiltraties of door zeer lokaal grondwater te onttrekken. Dat maakt ook nog eens prima bronnen beschikbaar. Het waterbedrijf zou water moeten winnen waar overlast dreigt, bij voorkeur niet daar waar verdroging het gevolg is.