In veel milieueffectrapporten ontbreekt nog altijd belangrijke informatie. Vorig jaar schoot 67 procent van de rapportages op dat punt tekort. Dat schrijft de Commissie m.e.r. in haar jaarverslag over 2018. De milieueffectrapportages in dijkversteringsprojecten zijn door de bank genomen van betere kwaliteit, aldus Pieter Jongejans van de commissie.
De Commissie m.e.r. adviseert over de inhoud en de kwaliteit van milieueffectrapporten. Ze bracht 144 adviezen uit in 2018. Daaronder waren 18 dijkversterkingsprojecten. Dat waren er aanzienlijk meer dan in 2017, een gevolg van het op stoom komen van het hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Dit jaar verwacht de commissie opnieuw veel adviseringen voor dijkversterkingen.
Te laat
Vorig jaar betrof het vooral projecten langs de grote rivieren, maar ook langs het Markermeer, de Waddenzee en Westerschelde. Meestal wordt het milieueffectrapport opgesteld als het dijkproject al in detail is uitgewerkt, schrijft de commissie. In feite is dat te laat, want dan zijn er al belangrijke keuzes gemaakt, bijvoorbeeld over kansrijke alternatieven of over het voorkeursalternatief.
“Goede milieu-informatie kan bij die keuzes van groot belang zijn”, aldus de commissie. “Een tussentijds advies van de commissie kan helpen om deze keuzes te onderbouwen en hier draagvlak voor te krijgen bij de omgeving.”
In een toelichting zegt Jongejans dat het verstandig is om in een vroeg stadium met de mer-procedure te beginnen. Wachten tot het einde van traject kan ook betekenen dat het toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. aan het licht brengt dat de rapportage onvoldoende is. “Dan moet je een paar stappen terug in het proces om dat weer te herstellen. Dat kan het proces maanden vertragen.”
Goede kwaliteit
Toch stelt Jongejans ook dat de kwaliteit van de milieueffectrapporten in de dijkversterkingsprojecten tot dusverre in het algemeen van goede kwaliteit zijn. De vaststelling in het jaarverslag dat twee derde van de rapportages belangrijke informatie ontbeert, is niet van toepassing op de dijkversterkingsprojecten, aldus de werkgroepsecretaris.
Jongejans: “De rapporten zijn over het algemeen flink uitgebreid. Je kunt zien dat daarin wordt geïnvesteerd. Het zijn vaak ook omvangrijke projecten, dan is het opstellen van een mer verhoudingsgewijs niet een erg grote kostenpost. Dat ligt anders als je het over bijvoorbeeld een bestemmingsplan hebt.”
Belangrijke tekorten
In 67 procent van de getoetste milieueffectrapporten constateerde de commissie ‘belangrijke tekorten’. Dat percentage is een lichte verbetering vergeleken met de 70 procent in 2017. “In ruim 50 procent van de gevallen liet het bevoegd gezag de rapporten aanvullen en nogmaals door ons toetsen. Daarna was 80 procent van de rapporten compleet.”
Er ontbrak, net als in voorgaande jaren, vooral informatie over stikstofbelasting op Natura2000-gebieden, over schade onder vogels en vleermuizen en over alternatieve, milieuvriendelijke oplossingen, aldus de commissie. “Opvallend dit jaar was ontbrekende informatie over de effecten van geluid op de leefomgeving, zoals bij industrie, windturbines en (spoor)wegen. De vraag of het stiller kan of moet, blijft regelmatig onbeantwoord.”
Met het oog op het opstellen van regionale energiestrategieën, waarin ook toepassingen als waterstof en aquathermie een rol spelen, bepleit de commissie om nu al te starten met milieueffectrapportages. “De beschikbare tijd is beperkt en de ervaring leert dat de informatie uit milieueffectrapportages één-op-één in de discussie over de omgevingsvisies en -plannen kan worden gebruikt”, stelt Jan Jaap de Graeff van de commissie.
MEER INFORMATIE
Jaarverslag 2018 Commissie m.e.r.