Watertechbedrijven proberen het hoofd boven water te houden in crisistijd. Aan Jantienne van der Meij, directeur van TKI Watertechnologie & Liaison officer WaterCampus, de vraag hoe het kabinetsbeleid er de komende jaren na de coronacrisis moet uitzien om de sector overeind te houden.
door Rens Nijholt
Van der Meij: “Allereerst moet het ondersteunen van bedrijven niet stoppen als iedereen gevaccineerd is en de coronamaatregelen opgeheven zijn. Want de impact volgt in een soort golfbeweging. Dat is een logische, maar wel een belangrijke boodschap die we als TKI willen meegeven.
Wat minstens zo belangrijk is, is het blijven investeren in innovatie. Tijdens een TKI webinar over corona in de watertechnologiesector van vorig jaar, sprak één van onze sprekers over de geleerde lessen uit de economische crisis van 2008. Toen bleek dat bedrijven die bleven investeren in innovatie uiteindelijk beter uit de crisis kwamen, dan de bedrijven die dat niet deden. Deze bedrijven waren weerbaarder om nieuwe zaken op te pakken en om door te groeien. Daar kan de overheid mee helpen, want dan heb je het over het innovatiebeleid. Omdat de watertechnologiesector grotendeels verbonden is met de (semi-)overheid als waterschappen, gemeenten en drinkwaterbedrijven roepen we op om innovatieprojecten door te laten gaan en vooral niet uit te stellen.
Als je niet meegaat in de nieuwe ontwikkelingen heb je straks een mindere positie om verder te groeien. Kijk maar naar het thuiswerken en het gebruik maken van technologie. Je loopt als bedrijf achter als je dat nu niet doet.”
Welke uitdaging(en) heeft de sector na de crisis?
“Een crisis is ook een goede aanleiding om zaken anders te doen of te versnellen. Met de bedrijven uit de sector zien we vooral veel kansen. Zoals in veel sectoren zal het digitale werken toenemen. Daarnaast volgt er een grote inhaalslag van uitgesteld werk en zal de focus gericht zijn op de verduurzaming van de economie. Binnen TKI zelf hebben we het er ook over gehad.
Veel mensen zien het innovatiebeleid niet dat we hebben. Het topsectoren- en innovatiebeleid draait om vier maatschappelijke uitdagingen: Landbouw, Water en Voedsel, Energietransitie en Duurzaamheid, Gezondheid en Zorg en Veiligheid. Samen met de andere topsectoren werken we aan oplossingen voor die thema's. Dat is een traject van tien jaar. Tijdens het afgelopen kabinet hebben we dat opgezet en daar plukken we nu de eerste vruchten van. Vanuit TKI is de oproep om dit beleid vooral door te zetten, zodat alles wat nu is ingezet ook straks geoogst kan worden.”
Wat heeft de sector nodig na de crisis?
“Innovaties. Met innovaties gaan we maatschappelijke uitdagingen die er nu liggen oplossen. De omslag naar een duurzame en circulaire waterkringloop heeft prioriteit. Dat is belangrijk voor de economie. Natuurlijk zijn de Tozo- en de NOW-regeling nodig voor veel bedrijven. Maar hoe bepaal je wanneer de crisis is afgelopen? Als straks de maatregelen worden opgeheven, zijn we dan ook uit de crisis? Of gaan dan juist nog veel bedrijven omvallen en zitten we in een ander soort crisis? Het is lastig om in die glazen bol te kijken.”
De Watercoalitie peilt de gevolgen van de coronacrisis bij waterbedrijven. Uit de peiling van juli vorig jaar bleek dat de watersector relatief weerbaar is. Waar staan we nu?
“Inmiddels hebben we zeven keer gepeild en de resultaten van januari zijn net binnen. Daarin zien we zeker dat de sector negatieve gevolgen ondervindt van de pandemie. Er wordt vooral een geslonken werkvoorraad verwacht en het aantal bedrijven dat ondersteunende regelingen nodig heeft, stijgt. Die cijfers waren eerder gedaald. We zien echt een uitgesteld effect.
Dat zagen we ook bij de vorige lockdown in maart. Toen zag je in april de eerste tekenen en in mei pas het echte effect. Dat effect zette door tot september. In december was alles weer redelijk normaal. Toen kwam de tweede lockdown en daar zie je nu de impact van. Waarschijnlijk zal het effect in februari nog beter zichtbaar zijn. Maar ondanks dat de bedrijven nu minder werk (in het vooruitzicht) hebben, geeft 40 procent aan dat ze geen omzetverlies verwachten. Als je terugkijkt naar de afgelopen zeven peilingen is dat het hoogste percentage tot dusver.”
Het merendeel van de ondervraagden gaf destijds aan geen of nauwelijks financiële problemen te verwachten. Is dat nog steeds zo?
“Ja, het beeld is vergelijkbaar. Ongeveer 4 procent zegt dat ze financiële problemen hebben. Zo’n 8 procent verwacht binnen nu en twee maanden wel problemen. Maar 65 procent verwacht geen financiële problemen. Daarnaast geeft ook nog 21 procent aan dat ze het niet weten. Dat kan zijn omdat ze het echt niet weten of dat ze het niet in willen vullen.”
Is er nog voldoende werk?
“Op dit moment zegt 13 procent dat ze niet meer voldoende werk heeft voor al het eigen personeel. Dat is het dubbele van december. Maar ten opzichte van juni is het nog de helft (26 procent). Van de ondervraagden is er één bedrijf daadwerkelijk gestopt en er spelen de nodige overnames in de sector. Er zijn bedrijven die puur gericht zijn op Nederland, maar ook veel die leven van export en dat is lastig nu. Bijvoorbeeld als een bedrijf waterzuiveringsinstallaties verkoopt in binnen- en buitenland. Onderhoud in Nederland is relatief gemakkelijk uit te voeren. In het buitenland is het soms een uitdaging. Vaak zijn bepaalde locaties dicht of mag een monteur een gebouw niet in en tijdens de strenge lockdown is reizen erg ingeperkt. Er zijn bedrijven die hun onderhoud virtueel oplossen met een actiecamera of beeldbellen ter plaatse.
Maar het bouwen en opstarten van een nieuwe installatie is een stuk lastiger. Zo’n 22 procent van de ondervraagden geeft aan dat opdrachten, zoals het bouwen van nieuwe installaties, worden uitgesteld. Bedrijven hebben ook last van gestagneerde bestellingen of een gebrek aan benodigde onderdelen. Fabrieken zijn dicht of kunnen niet leveren aan Nederland, omdat bijvoorbeeld China voorrang heeft.”