Waterschap Aa en Maas heeft de afgelopen vijf jaar meer dan veertig maatregelen doorgevoerd om het waterpeilbeheer in de Raamvallei te verbeteren. ‘Het gaat om grotere en kleinere maatregelen, maar samen hebben ze een grote impact.’
De in het oosten van Brabant gelegen Raamvallei is een van de gebieden die Aa en Maas onder de loep heeft genomen met als doel het waterpeilbeheer te verbeteren. “Dat is in principe gebeurd bij alle gebieden in ons beheergebied”, vertelt projectleider Michelle Foolen.
Het waterschap had weliswaar zelf een duidelijk beeld van mogelijke verbeteringen, maar koos er bewust voor om ook omwonenden en agrariërs bij het proces te betrekken. “We hebben het echt samen gedaan. Zo hebben we veel meer gebiedskennis opgehaald en uiteindelijk voor veel betrokkenen problemen kunnen oplossen of anderszins wensen kunnen vervullen.”
Van alle voorstellen is vervolgens een kosten-batenanalyse gemaakt en ook werd bekeken hoe de maatregelen elkaar zouden beïnvloeden. “Het gaat natuurlijk om de impact van het totaal aan maatregelen. We hebben natuurlijk niet aan alle wensen kunnen voldoen. Soms hadden agrariërs met aangrenzende percelen bijvoorbeeld conflicterende wensen. Door samen het gesprek aan te gaan, hebben we toch een pakket neer kunnen leggen dat over de hele lijn voor veel verbetering heeft gezorgd.”
Dit pakket bestond uit ruim veertig maatregelen, variërend van het vergroten van duikers of het plaatsen van nieuwe stuwen, maar ook tot het aanpassen van het profiel van de beek en een nieuw onderhoudsplan voor de watergang. “Waterschapswerk is natuurlijk nooit klaar, maar nu kunnen we goed inspelen op schommelingen in het peil die het gevolg zijn van klimaatverandering. Dus zorgen voor genoeg water bij droogte en minder overlast bij flinke buien.”
Behalve dat het waterpeilbeheer in het gebied voorlopig vooruit kan, heeft het project volgens Foolen nog een belangrijk resultaat behaald. “De directe participatie met de belanghebbenden heeft tot een breed gedragen plan geleid. Je ziet ook dat agrariërs echt bereid zijn mee te denken en samen naar oplossingen te zoeken als het gaat om dit soort vraagstukken. Dat vond ik zelf niet alleen een prettige manier van werken, maar ook een hoopvol signaal als je kijkt naar de ruimtelijke vragen die we met elkaar in Nederland op willen lossen.”