Rijkswaterstaat, waterschappen, provincies en gemeenten die verantwoordelijkheid dragen voor waterbouw, zijn vaak sterk gespitst op ‘no-regret’. Maar in de praktijk bestaat veel onduidelijkheid over wat ermee wordt bedoeld en hoe dit moet. Deltares en de TU Delft hebben in een verkennend onderzoek zes oudgedienden naar hun ervaringen gevraagd.
Wat leidt in de praktijk tot spijt en hoe kun je het voorkomen? Dat is de hoofdvraag van de verkenning, vertelt Anoek de Jonge, onderzoeker bij Deltares. “Ministeries en waterschappen spreken vaak over het nemen van no-regret maatregelen, maar het blijft onduidelijk wat dat precies is. Daarom hebben wij dit kwalitatieve onderzoek naar spijt uitgevoerd. Trots is hiervan de tegenhanger; dat hebben we eraan toegevoegd.”
De Jonge is hoofdauteur van het eind juli gepubliceerde onderzoeksrapport Trots en spijt in de waterbouw van Deltares en TU Delft. Zij sprak met zes oude rotten in het vak: Cor Beekmans, Ingwer de Boer, Bas de Bruijn, Jean Buskens, Tjalle de Haan en Hendrik Havinga. Hiervan zijn uitgebreide verslagen opgenomen in het rapport. “Eigenlijk zijn deze interviews het belangrijkste, omdat daarin de rijkdom van de geleerde lessen zit.”
Leren van gepensioneerden
Vijf van de geïnterviewden zijn gepensioneerd en dat was een bewuste keuze, vertelt De Jonge. “We kunnen van hen gewoon erg veel leren, gezien hun uitgebreide ervaring met grote projecten in de waterbouw. Ook kunnen zij wat vrijer praten omdat ze geen organisatie meer vertegenwoordigen. Zij wilden meteen meedoen in de hoop iets door te kunnen geven. Ik kan niet zeggen dat de emoties hoog opliepen, maar er waren soms wel frustraties merkbaar.”
Uit de gesprekken zijn vier punten gehaald waarvan de geïnterviewden vooral spijt hebben (zie kader onderaan). “Veel conclusies klinken misschien als open deuren. Maar ik denk wel dat vakgenoten ze zullen herkennen en zich realiseren dat er toch op een of andere manier onvoldoende naar wordt gehandeld.”
Behoorlijke verschillen bij de terugblik
Er zijn behoorlijk grote verschillen in hoe de mannen terugblikken op de projecten waaraan ze meewerkten. Een opvallende uitspraak komt van ir. Tjalle de Haan die ruim veertig jaar bij Rijkswaterstaat werkzaam was. “Er zijn misschien maar twee projecten die ik zie als ‘geen-spijt’ projecten.” Hij doelt op het zandsuppletiebeleid voor de Nederlandse kust en de invoering van de Wet op de Waterkering in 1995 die tegenwoordig is opgenomen in de Waterwet.
Enkele andere geïnterviewden zijn positiever ingesteld. Zij hebben er vooral spijt van dat ze anderen niet konden overtuigen om zaken serieus aan te pakken of onvoldoende vasthoudend zijn geweest. Verder betreuren sommigen het dat ze een goede maatregel niet voor elkaar hebben gekregen.
Ook trots op projecten
De geinterviewden zijn ook trots. Zij noemen daarbij met name projecten met kenmerken die de onderzoekers later relateerden aan de drie criteria voor een goed ontwerp volgens de Romeinse bouwmeester Vitruvius: nut, duurzaamheid en aantrekkelijkheid. Ook zijn ze er fier op als het planproces goed verliep en in ieder geval aan het eind bijna iedereen tevreden was.
De Jonge noemt als voorbeeld een opmerking van ir. Ingwer de Boer, bij Rijkswaterstaat ‘de man van’ Ruimte voor de Rivier. Hij noemt dit programma een visitekaartje voor de BV Nederland. De Boer plaatst echter een kanttekening: “Wat ik vooral jammer vind en waar ik ook wel spijt van heb, is dat we het gedachtegoed van Ruimte voor de Rivier geen vervolg hebben kunnen geven in het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma.”
Startpunt voor verder onderzoek
Hoe kijkt De Jonge zelf aan tegen het fenomeen van no-regret maatregelen? “Je moet niet altijd no-regret willen zijn. Want als je nooit spijt mag hebben, kun je niets proberen. Een les uit de interviews is ook: soms moet je gewoon iets proberen als je echt overtuigd bent.”
De Deltares-onderzoeker ziet de verkenning als een goed startpunt voor het in beeld brengen van spijt en trots in de waterbouw. “Wij willen er zeker mee doorgaan en meer interviews houden, ook met vrouwelijke experts. Daarvoor hebben we nog een lange lijst met kandidaten. Het is tevens interessant om met behulp van de zogeheten Q-methode op meer systematische wijze de opvattingen te analyseren. Dat kan worden gecombineerd met een enquête onder een grotere groep mensen.”
Voor het verdere onderzoek is nog wel budget nodig, aldus De Jonge. Het thema trekt alvast de aandacht. “Wij hebben al veel reacties gekregen.”
WAAROVER SPIJT?
De geïnterviewden hebben bij hun projecten vooral spijt van:
- een te smalle inhoudelijke scope met inbegrip van ontwerpen voor monofunctionele oplossingen;
- onvoldoende oog voor onderhoud en voor maatschappelijke kosten en consequenties op de lange termijn, inclusief schade aan natuur en milieu;
- niet genoeg aandacht voor de kwaliteit van de publieke ruimte en de beleving daarvan;
- te weinig gehoor aan zorgen van direct betrokkenen.
Uit de gesprekken zijn ook vier succesfactoren voor een project gedestilleerd:
- heldere kaders aan het begin;
- permanent commitment;
- een luisterend oor en begrip voor betrokkenen;
- geborgd beheer en onderhoud na oplevering.