Als we verder gaan met de huidige aanpak van dijkversterking, rivierverruiming, zandsuppletie en stormvloedkeringen is het technisch mogelijk om Nederland tot 3 meter zeespiegelstijging te beschermen tegen overstromingen. Maar dat vraagt wel ‘een blijvend grote inspanning en aanpassing in het ruimtegebruik’. En daar moet nu rekening mee worden gehouden bij de ruimtelijk herinrichting van Nederland.
door Bert Westenbrink
Dat is de boodschap van de tussenbalans van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging, die vandaag op het Deltacongres wordt gepresenteerd. Het finale rapport komt in 2026, maar de onderzoekers willen in een tussenrapportage de nu beschikbare kennis delen omdat er tal van investeringsprogramma’s lopen die zich richten op ruimtelijke herinrichting van Nederland, zoals woningbouw, aanleg van haveninfrastructuur, landbouw, natuur en duurzame energie. De onderzoekers roepen op bij het maken van die plannen ruimte vrij te houden voor aanpassingen van de waterinfrastructuur en in het waterbeheer.
En die aanpassingen zijn nodig omdat de zeespiegelstijging grote impact zal hebben op het stelsel van primaire keringen, maar ook op de kustgebieden (verzilting) en de watersystemen die zouter worden, met als gevolg dat de beschikbaarheid van zoetwater afneemt. Dat zal vergaande effecten hebben op de benodige ruimte (zie kader). “Besluitvorming op dit thema moet op het juiste moment en zorgvuldig plaatsvinden”, aldus de onderzoekers van het kennisprogramma dat een initiatief is van de minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Deltacommissaris.
Geen twijfel
Met de huidige waterveiligheidsaanpak kunnen de gevolgen van de zeespiegelstijging nog langere tijd worden opvangen, ook na 2050, het jaar waarin het huidige Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) afloopt. Maar die aanpak moet worden geïntensiveerd en op termijn moeten andere maatregelen worden genomen als de zeespiegelstijging doorzet. En daar gaan de makers van het kennisprogramma vanuit. Hoe snel, dat is onzeker, maar het proces gaat nog eeuwen door. Ook als de temperatuur niet verder stijgt.
“In de nieuwe KNMI ’23-scenario’s bedraagt de zeespiegelstijging voor de Nederlandse kust tot 2100 waarschijnlijk maximaal 1,2 meter”, staat in de tussenbalans. Maar als de ijskap van Antarctica instabieler is dan aangenomen, kan het ook zomaar om een stijging gaan van 2,5 meter aan het eind van deze eeuw. “En 17,5 meter in 2.300 is niet uitgesloten.”
Aanhoudende aanpassing
Als we verder gaan met de huidige aanpak van dijkversterking, rivierverruiming en stormvloedkeringen is het technisch mogelijk om Nederland tot 3 meter zeespiegelstijging te beschermen tegen overstromingen, aldus de tussenbalans. Het vraagt wel ‘een grote, aanhoudende inspanning en aanpassing’ in het ruimtegebruik.
Zo zijn er steeds omvangrijkere zandsuppleties nodig voor de kustversterking; 2,4 tot 4 keer meer dan de huidige hoeveelheid (jaarlijks 11 miljoen kuub). Als dat lukt dan zullen de duinen langs de kust van Noord- en Zuid-Holland blijven meegroeien met de stijging en zijn daar vooralsnog nauwelijks versterkingen nodig, aldus de onderzoekers.
Volgens hen is er genoeg zand beschikbaar in de Noordzee om die strategie een tijd vol te houden, zelfs als de zeespiegel met 5 meter zou stijgen. Maar bij die verwachting wordt wel de kanttekening gemaakt dat de druk op de winning van zand in de Noordzee toeneemt door de aanleg van kabels en windmolens, en ook omdat het zand voor andere infrastructurele doeleinden zoals woningbouw wordt gebruikt. Het is al met al 'een opgave om voldoende zand beschikbaar te houden voor de kustlijnzorg'.
Waterkeringen
Als in 2050 alle primaire waterkeringen aan de nieuwe veiligheidsnormen van de Waterwet voldoen, dan zullen bij een zeespiegelstijging van 1 meter nieuwe versterkingen nodig zijn over een lengte van 2.000 kilometer, staat in de tussenbalans.
Die lengte is dezelfde zoals die nu ook geldt voor het HWBP, waarover minister Mark Harbers gisteren in een brief aan de Tweede Kamer meldde dat de uitvoering van dit programma veel duurder zal uitvallen dan eerder gedacht, omdat het aantal te versterken kilometers primaire kering flink naar boven is bijgesteld (van 1.500 naar 2.000 kilometer).
LEES OOK HWBP wordt fors duurder: nog eens 500 kilometer primaire kering moet worden versterkt
De versterkingen na 2050 zullen fors ingrijpen in het landschap. Dijken worden niet alleen hoger, maar ook breder. Bij een zeespiegelstijging van 3 meter moet rekening worden gehouden met verbredingen van 10 tot 90 meter en lokaal kan dit zelfs oplopen tot 150 meter.
Ander effect: de stormvloedkeringen gaan vaker dicht. Bij 1 meter stijging sluiten de Oosterscheldekering en Maeslantkering 90 keer zo vaak als nu. Vanaf 2 tot 3 meter gaan de stormvloedkeringen vrijwel continu dicht. Spuien kan alleen nog als het water op zee lager staat dan in het binnenwater. Vanaf 0,5 meter stijging wordt het steeds moeilijker om IJsselmeerwater naar de Waddenzee te spuien en moeten pompen steeds vaker worden ingezet.
Er zijn ook regionale verschillen. De duinen in Noord- en Zuid-Holland zullen meegroeien met de stijging, maar langs de kust van Groningen en Friesland is de opgave relatief groot, waar de waterstanden en golven hoger worden als de bodem van de Waddenzee niet meegroeit met de zeespiegelstijging. “Bij iedere zeespiegelstijging is hier een dijkverhoging van meer dan een meter nodig.” Dat zal ook, maar in mindere mate, gelden voor de Westerschelde, aldus de tussenbalans.
Op de grote rivieren heeft de zeespiegelstijging tot ver stroomopwaarts effect als er extreme condities zijn op zee in combinatie met hoge rivierafvoeren. “In de buurt van Arnhem en Nijmegen is dit effect uitgedoofd.”
Zoetwatervoorziening
Verdergaande stijging van de zeespiegel zal ook de al bestaande problemen met de zoetwatervoorziening vergroten: verzilting wordt versterkt en dat zal 10 tot 20 kilometer uit de kust te merken zijn. Er komt meer zout in onze watersystemen, waardoor de beschikbaarheid van zoetwater afneemt. Bij 1 meter zeespiegelstijging is het IJsselmeerwater vaker en langdurig te zout voor drinkwaterbereiding.
Die toenemende verziltingsdruk komt boven op de huidige problemen met de zoetwaterbeschikbaarheid. Volgens de tussenbalans loopt de huidige aanpak om met de aanvoer van zoet rivierwater de oprukkende verzilting tegen te gaan, op korte termijn tegen zijn grenzen aan, door klimaateffecten zoals lagere rivierafvoeren en sociaaleconomische ontwikkelingen, zoals grotere watervraag.
“Al ruim voordat de zeespiegel met 2 meter is gestegen, is er steeds vaker niet genoeg rivierwater om alle zoetwatersystemen zoet te houden. Dan moeten we het gebruik van zoetwater verminderen en op sommige plaatsen het landgebruik en/of de bedrijfsvoering aanpassen aan de verzilting.”
Hoe dat moet wordt nog onderzocht en komt in de volgende fase van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging in beeld, schrijven de makers van de tussenbalans.
Andere oplossingsrichtingen
Ook al is de huidige strategie zeker nog tot 2050 effectief, voor de langere termijn moet ook naar andere ‘oplossingsrichtingen’ worden gekeken. Dat kan aan het eind van deze eeuw gaan spelen, maar er moet veel eerder in de strategiebepaling op worden geanticipeerd, aldus de onderzoekers.
De alternatieven die worden verkend zijn gebaseerd op de vier oplossingsrichtingen die kennisinstituut Deltares eerder heeft uitgewerkt als onderdeel van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging, variërend van bescherming met keringen (open en gesloten) tot uitbouwen van de kustlijn (zeewaarts) en meebewegen met de zeespiegelstijging.
“Denk bijvoorbeeld aan het afsluiten van de Nieuwe Waterweg met een sluizencomplex om de zee af te sluiten. Daar zullen grote pompen moeten komen om rivierwater af te voeren naar zee.” De aanleg van een groot meer voor de kust, is de optie zeewaarts. Het meer zal waarschijnlijk een grote impact hebben op de natuur, maar het zal verzilting op land beperken en houdt de afvoer van de rivieren mogelijk, aldus de tussenbalans.
Meebewegen met de zeespiegelstijging betekent: wonen op terpen en landgebruik aanpassen aan verzilting en stijgende waterstanden met acceptatie van wateroverlast.
Besproken
De scenario’s zijn in gebiedsbijeenkomsten besproken met regionale water- en ruimte-experts, staat in de tussenbalans. In die overleggen is ook gekeken naar de interactie met de huidige transities en investeringsprogramma’s die op stapel staan en de effecten voor landbouw en natuur. De conclusies uit die overleggen worden in de volgende fase zoveel mogelijk kwantitatief doorgerekend, aldus de tussenbalans.
De onderzoekers van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging roepen op om ruimte vrij te houden voor toekomstige aanpassingen van de waterinfrastructuur. Dat geldt bijvoorbeeld voor dijkversterkingen. Die zullen hoger en veel breder worden; lokaal kan dat oplopen tot 150 meter bij een zeespiegelstijging van 3 meter. Bij het maken van bouwplannen of landgebruik moet die strook vrijblijven. Daar ligt een rol voor de waterschappen die extra ruimte voor toekomstige dijkversterkingen kunnen reserveren door een zogeheten 'profiel van vrije ruimte' aan te wijzen. Het vasthouden van deze ruimte kan tot discussie en spanning leiden, maar is voor de toekomstige waterveiligheid van groot belang, schrijven de onderzoekers.
Grote projecten met een lange levensduur (woningbouw, duurzame energie, nieuwe infrastructuur, transities in de landbouw, versterken natuur, klimaatadaptatie), moeten 'toekomstbestendig' worden ingevuld, aldus de onderzoekers. Dat betekent dat naast ruimte voor waterinfrastructuur rekening wordt gehouden met het risico op overstromingen, wateroverlast of verzilting, maar ook met aanpassingen in het waterbeheer zoals peilverhogingen of de aanleg van een waterbergingsgebied.
De onderzoekers beschrijven in de tussenbalans vier manieren om een project toekomstbestendig te maken: robuust, aanpasbaar of demonteerbaar ontwerpen en bouwen met een korte levensduur.