Een oeroude boerentechniek van waterbeheer is door UNESCO tot immaterieel erfgoed verklaard. Het gaat om de bevloeiing van graslanden.
In ons land was graslandbevloeiing eeuwenlang een gangbare manier van bemesten van weilanden. Nu vindt het nog op twee plekken plaats: op landgoed Lankheet in Haaksbergen (Overijssel) en in natuurgebied Pelterheggen in Bergeijk (Noord-Brabant).
Nederland heeft met zes andere Europese landen de graslandbevloeiing voorgedragen voor de UNESCO-lijst van levend erfgoed. Met name in Oostenrijk en Zwitersland wordt deze vorm van waterbeheer nog op grotere schaal toegepast in de landbouw.
Graslandbevloeiing is een irrigatiesysteem waarbij water uit een beek of rivier via een stelsel van sloten en greppels over een weiland wordt geleid. Het weiland wordt onder een laag water gezet. Het water brengt nutriënten mee, waardoor de opbrengst van het hooiland verbetert.
Creatieve oude techniek
De vloeiweides van Haaksbergen en Bergeijk behoren nu tot het door UNESCO erkend levend erfgoed, dat wereldwijd van belang is om in stand te houden. “Dit is belangrijk voor zowel cultuurhistorie als klimaatadaptie”, zegt Luc Jehee van provincie Overijssel. Hij is nauw betrokken bij de vloeiweides van landgoed Lankheet. “Het systeem van vloeiweides biedt mogelijkheid om water vast te houden voor droge periodes. Het is een creatieve oude techniek die vandaag de dag weer betekenis krijgt.”
Eind 19e eeuw was de techniek van het laten onderlopen van weilanden gebruikelijk bij de ontginning van schrale zandgronden voor de landbouw. In 1893 is zelfs een Staatscommissie ingesteld voor de bevloeiingen, onder leiding van Gerrit Jan van Heek, oprichter van de Heidemaatsschappij. Door de komst van kunstmest raakte de bemesting met natuurlijk water in onbruik.