De 21 waterschappen in Nederland hebben naar schatting 570 megaton aan materialen in beheer, voornamelijk grond en klei in waterkeringen. Per waterschap zorgt dat voor een milieubelasting van 127 miljoen euro. Dat blijkt uit een inventarisatie in opdracht van de Unie van Waterschappen en STOWA, die moet helpen om circulair te gaan werken.
In 2030 moet Nederland voor 50 procent circulair zijn en in 2050 volledig. Waterschappen beheren objecten zoals rwzi’s, persleidingen, gemalen, beschoeiing en waterkeringen, en daarmee een grote voorraad aan materialen. De vraag is hoe deze zogenaamde assets circulair beheerd kunnen worden.
Als eerste stap lieten de Unie en STOWA een ‘materialenonderzoek’ uitvoeren door de bureaus Witteveen+Bos en Metabolic. Daarmee is – voor het eerst - in kaart gebracht hoeveel materialen de waterschappen beheren in hun objecten en wat daarvan de milieueffecten zijn.
"Het zijn inderdaad duizelingwekkende getallen", erkent projectleider Bas Nanninga. "Ons ging het er vooral om prioriteiten te kunnen stellen: met welke objectgroepen gaan we als eerste beginnen?"
Ingewikkelde opgave
In het onderzoek zijn de bouwmaterialen geanalyseerd in de assets van vier waterschappen (Noorderzijlvest, Vallei en Veluwe, Zuiderzeeland, Amstel, Gooi en Vecht) en twee hoogheemraadschappen (Delfland en Hollands Noorderkwartier).
Dat was volgens Nanninga een ingewikkelde opgave, waarvoor zogenaamde referentieontwerpen (modellen) zijn benut. "Waterschappen zijn niet gewend om gedetailleerd gegevens over materiaalgebruik bij te houden. Dat moet wel als je naar een circulaire economie toe wilt."
Gemiddeld bedraagt de materiaalvoorraad 27 megaton per waterschap. Zonder waterkeringen gaat het om 0,5 megaton, bestaande uit bouwmaterialen als beton, staal, hout en kunststoffen.
Milieu-impact
Voor het winnen van deze materialen en het maken van objecten zijn energie en grondstoffen verbruikt. Hierdoor is een milieu-impact ‘ingebed’ in deze assets. De gemiddelde ingebedde klimaatimpact van de totale materiaalvoorraad per waterschap bedraagt circa 1,2 megaton CO2-equivalent.
Een meer volledige vertegenwoordiging van milieu-impact is volgens de onderzoekers de MilieuKostenIndicator (MKI), waarin bijvoorbeeld ook toxische stoffen en fosfaat zijn meegenomen. Deze bedraagt gemiddeld 127 miljoen euro per waterschap. De mate van circulariteit is bepaald op basis van de Material Circularity Index en is ‘nog slechts’ 13 procent.
De vijf objectgroepen die de Unie op basis van dit onderzoek prioriteit wil geven, zijn waterkeringen, rwzi’s, persleidingen (vanwege het kunststof), gemalen en beschoeiingen (vanwege de lange afstanden). “Met deze objecten kunnen we de meeste milieu-impact maken”, verklaart de projectleider.
Circulaire oplossingen
In werkgroepen voor elk van deze objectgroepen wordt de komende tijd samen met andere infrabeheerders, zoals Rijkswaterstaat en Prorail, onderzocht welke circulaire oplossingen mogelijk zijn. Daarbij gaat het vooral om duurzamere materialen, zegt Nanninga, met een verwijzing naar een recent onderzoek. "Zelfs als we alles hergebruiken, zal dat niet genoeg zijn voor de toekomstige bouwopgave."