Rampen, zeker als er doden te betreuren zijn, zetten aan tot actie. Waarschuwingen doen dat nauwelijks. Grootse plannen nog veel minder. Die kosten geld en er zijn altijd mensen tegen. Eerst moet het water tot de lippen staan, of hoger. Wat kunnen we leren van overstromingen waar ons land ooit mee te maken had?
door Jos Peters
Wereldwijd stijgt de schade door overstromingen. Gelukkig daalt het gemiddeld aantal slachtoffers want we kunnen sneller alarmeren, rampen beter voorspellen en soms voorkomen. Kijken we naar Nederland dan springen niet de kleintjes in het oog - wijken en weilanden onder water - maar de Zuiderzeeramp in 1916 en de Watersnoodramp in 1953. Beide met bedroevend veel doden. De hoogwaters van 1993 en 1995 in het rivierengebied waren aanleiding tot evacuatie van een kwart miljoen mensen. Én tot uitvoering van de programma’s Ruimte voor de Rivier en Maaswerken.
Ook op ieders netvlies: de tragische overstroming in Zuid-Limburg, niet eens drie jaar geleden. In Duitsland en België vielen honderden doden. Schade en vooral slachtoffers maken risicobewust. Zonder bewustwording gebeurt er niets, zoals twee voorbeelden illustreren.
In 1891 ontvouwde de jonge ingenieur Cornelis Lely het plan om de Zuiderzee af te dammen en deels droog te maken. Zuiderzeevissers waren tegen. Tót in 1916 zich een ramp voltrok. Hoe zou Nederland eruitzien als Lely het niet had geschopt tot minister van Waterstaat? Als vakminister lukte het hem wél om op zijn plan een ‘ja’ te krijgen. Vakministers, daar moeten we er meer van hebben. Het duurde overigens tot 1932 voor de zoute Zuiderzee zoet IJsselmeer werd. De goede man - hij heeft het niet mogen meemaken - is geëerd met een joekel van een standbeeld langs de Afsluitdijk.
Johan van Veen, ook ingenieur, waarschuwde begin jaren 30 al dat zeedijken in Zuidwest-Nederland in erbarmelijke staat waren, dat het mis zou gaan. Hij legde zijn bazen zelfs een compleet plan voor hoe de delta te beschermen. Hij werd niet serieus genomen. Ze vonden hem een drammer. Het plan belandde onder in een la waaruit het - hoe merkwaardig - werd opgediept de dag nadat het vreselijk misging. Lely heeft zijn standbeeld, hoe mooi zou het zijn als we ook Van Veen postuum zouden roemen. Ik ben voor.
Waarschuwen blijkt niet genoeg. Technische beschouwingen en dikke rapporten helpen weinig. Ingewikkelde verhandelingen met grafieken nog veel minder. Het is allemaal voer voor ontkenners, populisten en schreeuwers op tractoren die wetenschap in twijfel trekken en expertise wegzetten als dure bangmakerij. Altijd zo geweest. Het vaak gebezigde ‘geef ons elke dag wat regen en zo nu en dan een kleine watersnood’ heeft een droeve kern van waarheid.
Pas als het misgaat, als de boel vastloopt, valt het kwartje
We kunnen ons schrap zetten. Het demissionaire kabinet stemde al tégen natuurherstel en vóór langere toelating van een bedenkelijk middel voor onkruidbestrijding. Wat nu te doen? Een brandbrief sturen naar de nieuwe coalitie? Een nieuw kabinet oproepen tot actie? Zal dat zich ook maar iets aantrekken van waarschuwingen dat ons milieu naar de gallemiezen gaat, de biodiversiteit achteruit kachelt, de natuur verdroogt?
Ik houd mijn hart vast. Ik vrees met grote vreze dat echte actie pas komt als op een ochtend, als we wakker worden, ons eigen nest vervuild blijkt, de natuur verdwenen, het landschap verminkt. Zoals naar noodkreten van waterbedrijven ook pas zal worden geluisterd als er plots geen schoon water uit de kraan komt. Of helemaal geen water.
Het is een ramp op zich dat de overheid stelselmatig wegkijkt van risico’s. Pas als het misgaat, als de boel vastloopt, valt het kwartje. Dat is te laat. De tragiek van ons land in een notendop: het kalf moet eerst verdrinken.
Jos Peters is waterexpert en -activist
Deze column verscheen in de printuitgave van H2O