Op 30 januari staat de Tweede Kamer stil bij de nieuwe Archiefwet, een belangrijk moment voor het verbeteren van de toegankelijkheid van overheidsinformatie. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen hebben gezamenlijk een aantal aandachtspunten ingebracht voor dit debat. De bestuursorganen benadrukken de noodzaak van duurzame toegankelijkheid van overheidsinformatie en pleiten voor voldoende ruimte om de wet op een zorgvuldige manier te implementeren.
De Archiefwet vormt de basis voor het op orde brengen van de informatiehuishouding van overheden en draagt bij aan de publieke verantwoording op de lange termijn. Gemeenten, provincies en waterschappen stellen dat aanpassingen nodig zijn om de toegankelijkheid van overheidsinformatie ook in de toekomst te garanderen.
Een belangrijk aandachtspunt dat de decentrale overheden onder de aandacht van de Kamer brengen, is de samenhang tussen de nieuwe Archiefwet en andere relevante wetgevingen, zoals de Wet open overheid (Woo) en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
De nieuwe wetgeving legt een grote verantwoordelijkheid bij decentrale overheden, die al geconfronteerd worden met een toename van regelgeving rondom informatiebeheer. Gemeenten, provincies en waterschappen vragen daarom voldoende tijd en ruimte om de nieuwe regels zorgvuldig te implementeren.
Een ander punt van zorg is de financiële impact van de implementatie van de nieuwe Archiefwet. De decentrale overheden verwachten aanzienlijke extra kosten en zien graag dat het Rijk hiervoor een compensatieregeling beschikbaar stelt.
De Unie van Waterschappen legt in het bijzonder de nadruk op het herstellen van vertrouwen in de overheid, een thema dat ook in hun visiedocument ‘De Vaarkaart – digitaal op koers’ centraal staat. De decentrale overheden pleiten er bovendien voor om meer als één overheid op te treden, vooral op het gebied van digitale dienstverlening.
Als we verdroging aanpakken (let op: Nederland heeft daartoe een verplichting) kán inderdaad grondwateroverlast de kop opsteken. Je spreekt over ‘totale onbeheersbaarheid van de grondwaterkwantiteit’. Dat snap ik niet. De infiltraties zijn juist uitermate gecontroleerd, ook kwantitatief. Overlast en droogte op de flanken ontstaan zeer snel door overvloedige regen of juist het gebrek daaraan. Overlast door infiltraties in de hoge delen – als het al optreedt - ontstaat echter niet ‘over night’, dat duurt jaren. Als - en voor zover - infiltraties de oorzaak zijn, dreigende overlast kunnen we perfect monitoren en heel effectief bestrijden door het sturen van de infiltraties of door zeer lokaal grondwater te onttrekken. Dat maakt ook nog eens prima bronnen beschikbaar. Het waterbedrijf zou water moeten winnen waar overlast dreigt, bij voorkeur niet daar waar verdroging het gevolg is.