Willen we Nederland niet opgeven en voor een lange periode behouden, dan hebben we echt een tweede kustlijn nodig, stellen Fred Sanders, Leo Schagen en Peter Vonk. Zo’n zeewering van Cadzand tot Den Helder is betaalbaar en biedt veel positieve meekoppelkansen. En: hoe eerder we aan de realisatie beginnen, hoe beter.
door Fred Sanders, Leo Schagen en Peter Vonk
Het riviertje de Lauwers mondt uit in het Lauwersmeer, de IJssel in het IJsselmeer. Twee zoetwaterbekkens die een grote voorraad zoet water herbergen, een buffer zijn voor het rivierwater en die beschermd worden tegen de zee met stevige dijken. We pleiten voor een groot zoet watermeer voor de Hollandse kust waar de grote rivieren hun water in kwijt kunnen, het waterpeil 3 meter opgezet kan worden zodat bij eb het water onder vrij verval geloosd kan worden en er een grote zoet water buffer ontstaat. De zeespiegel zal stijgen, het waterpeil in onze grote rivieren zal daarmee ook stijgen. Met als gevolg indringend zout water en bij hoog water is er kans op overstromingen.
We gaan de Nederlandse delta niet verlaten en welke maatregelen moeten we nu nemen om dat mogelijk te maken? En waar ligt een omslagpunt als we onze voeten toch niet meer droog kunnen houden? Die vragen liggen voor veel Nederlanders en dus ook voor politici nog ver weg, zoals Marc Davidson, hoogleraar filosofie van duurzaamheid en milieu, vorig jaar in het NRC schreef, omdat we te maken hebben met een collectief actieprobleem: ‘We scheiden ons afval maar blijven vliegen’, zo stelt hij.
Onderwijl kantelt de motivatie om het tij te keren, de COP28 (de 28e Conference of the Parties to the UN Framework Convention on Climate Change) kreeg een afgezwakt slotdocument (NRC, Paul Luttikhuis 11 december 2023) en onze voormalige deltacommissaris Peter Glas zei tijdens het recente Deltacongres dat onze huidige zeewering de 3 meter zeespiegelstijging wel aan kan.
Voorlopig geen paniek, was de boodschap. Paniek is ook niet nodig maar het is wel alarmerend dat een aantal financiële instellingen zich recent begonnen te roeren over hun verzekeringen en investeringen in onze delta en of deze wel klimaatproof zijn (NRC, Arjan Schreuder en Marike Stellinga, 3 januari 2024).
Ontkenning voorbij
We lijken de ontkenning over de klimaatverandering ten gevolge van de mens wel voorbij, maar dat we ons moeten gaan voorbereiden op een leven met 1,5 graad Celsius opwarming boven het ijkpunt (slotakkoord VN Parijs 2015 conferentie), daar zijn we dus nog niet aan toe. Met 2023 het natste en warmste jaar ooit gemeten (sinds 1901, aldus het KNMI) zal er toch wat veranderd zijn, de krantenberichten en televisieprogramma’s buitelen wat dat betreft al weken over ons heen.
De centrale vragen daarbij zijn, hoe kunnen we Nederland en vooral onze delta tegen deze klimaatverandering beschermen op basis van een lang perspectief (meerdere eeuwen), wat gaat dat kosten, en wegen de baten op tegen de kosten? En als we in onze veiligheid gaan investeren hoe ingrijpend zal dat dan zijn en gaat dat ten koste van de aandacht voor ‘mitigation’ (minder broeikasgassen) of kunnen ‘adaptation’ en ‘mitigation’ gelijk optrekken? Daar gaat het om.
Binnen het bestuur van het waterschap het Hoogheemraadschap Noorderkwartier (HHNK) hebben wij (ondergetekenden van dit schrijven) deze discussie geopend, met wisselende belangstelling. Zoals logisch in de politiek, prevaleren korte termijn problemen, we leven tenslotte nu en nog niet in de toekomst, en is het moeilijk over de schaduw van jarenlang beleid heen te stappen.
Onderwijl maken de universiteiten van Wageningen (A nature-based future for the Netherlands 2120, 2019) en Delft met Rotterdam (oprichting van het gezamenlijk ‘Resilient Delta Initiative’) als logisch vervolg op de rapportage over ‘Vijf toekomststrategieën voor de Nederlandse delta in 2120’, 2022) zich met Deltares (Klimaatadaptatie programma) op voor intensivering van de plannenmakerij. Op de website het Nationaal Deltaprogramma staan sinds kort ook alle varianten voor zover nu bekend op een rij: Plan West Holland, Nieuwe Bos-variant, Hexagon 3000, Haakse zeedijk, Delta 21, Borm & Huygens en de North European Enclosure Dam.
'Geven we de tweede kustlijn wel voldoende aandacht, of zit onze trots op het net afgeronde Deltaplan ons in de weg?'
Noodberging
Het laatste plan voorziet in het totaal afsluiten van de Noordzee, met een dijk tussen Engeland en respectievelijk Noorwegen en Frankrijk. Onderwijl is er bekend dat dit plan naast onbetaalbaar, de Noordzee tussen Noorwegen en Engeland is op z’n diepst 321 meter diep, dit ook praktisch geen oplossing biedt voor de groeiende behoefte aan zoet water voor de droge zomers van afgelopen jaren en de overlast van natte perioden zoals in het afgelopen jaar. Ook recent bepleitten Dick Butijn en Wil Borm in het vakblad H2O een meer integrale benadering: de focus moet ‘adaptief’ niet alleen gericht zijn op zeespiegelstijging, ook noodberging van zoet water opgevangen bij wateroverlast moet meer aandacht krijgen, ter reservering voor droge perioden en om verzilting tegen te gaan.
Daarvoor is een herinrichting van onze delta nodig, met als ‘alert’ dat ‘bodem en water sturend’ worden, maar dat is nog maar het begin. ‘We moeten meebewegen met de natuur’ schreef Ronald Waterman al in zijn dissertatie (Waterman, 2010) voortbordurend op zijn jarenlange pleidooi voor een tweede kustlijn voor de provincie Zuid-Holland. Maar, zo stellen wij, geven we deze tweede kustlijn daarbij wel voldoende aandacht, of zit onze trots op het net afgeronde Deltaplan ons in de weg, dat zou ons toch voor altijd beschermen. Laten we het ons dan gebeuren dat we onze delta uiteindelijk teruggeven aan de zee? Krijgt het Facebook-account ‘Hilversum aan zee’ dan toch gelijk?
Of durven we deze tweede zeewering in zee voor de westelijke Noordzee kust van Nederland toch te omarmen, omdat het voordelen met zich meebrengt ook op de korte termijn. En ook omdat ons land achter de lijn Rotterdam-Amersfoort-Zwolle echt onvoldoende capaciteit heeft voor de instroom van 12 à 15 miljoen Nederlanders, als we vanuit het westen allemaal moeten verhuizen. Ook onze buurlanden zitten in een tijd van toenemende migratie, waarbij de klimaat-migratie nog niet op gang is gekomen, vast niet op ons te wachten. Dit ondanks dat al delen van de haven van Rotterdam naar Venlo zijn verplaatst en de onzekerheid over de veiligheid achter onze huidige zeewering in de diepe polders al leidt tot waardevermindering van de woningen aldaar.
'Als er een tweede kustlijn wordt gerealiseerd, dan moet deze meer problemen oplossen dan creëren'
Ultieme oplossing
Dus die tweede kustlijn, als we die al op korte termijn een kans willen geven, waar moet die aan voldoen en hoe ziet die er dan idealiter uit? Is die betaalbaar, wanneer moet die dan klaar zijn, en voor hoeveel eeuwen biedt dit dan de ultieme oplossing, dat zijn dan de logische vervolgvragen. Dat willen we weten en daarom hebben we er vooral aan gerekend. We hebben er theorieën en data voor ‘platgeslagen’, zoals we dat noemen. We hebben logica gezocht in het bos van onderzoek en oplossingsrichtingen.
Al snel kwamen we tot de volgende conclusies: als er een tweede kustlijn wordt gerealiseerd, dan moet deze meer problemen oplossen dan creëren, zo weerbaar mogelijk zijn en dus beperkt afhankelijk worden van pompgemalen en zandmotoren. En de kostprijs moet in verhouding staan tot het geïnvesteerd vermogen in de Nederlandse delta, want ergens moet er een omslagpunt in de toekomst liggen, zodat de voordelen tegen de kosten opwegen. Het dan ontstane zoetwatermeer dat tussen 1 en 40 kilometer uit de kust zal liggen (meebewegend met de natuur, dus zo haaks als mogelijk op de heersende golfrichting) zal dan gelijk met de zeespiegel stijgen, meter voor meter voor de eerste 3 tot 5 meter.
Want op die wijze kan er zo lang mogelijk bij eb worden gespuid en wordt een stormaanval, die nu het sluiten van de waterwegen noodzakelijk maakt, opgevangen door die tweede kustlijn. Het huidige beschermingsniveau kan een stijging van het waterpeil van 3 meter aan, immers hier is de Maeslantkering op gebouwd. Ergens boven 3 à 5 meter zeespiegelstijging ligt mogelijk het omslagpunt waarbij deze tweede zeewering in zee, maar ook onze huidige zeewering, tegen de klimaatverandering geen veiligheid meer bieden, dan zal los van de gekozen zeewering een geheel ander plan nodig zijn.
Hoopvolle beweging
Dat roept dus ook de randvoorwaardelijke vraag op: hoe kansrijk is het dat de zeespiegelstijging onder de 5 meter blijft, en hoeveel decennia moet een gekozen oplossing onze delta over de komende broeikasperiode heen helpen? Want als we dat ‘volhoudbare’ perspectief kunnen bieden, ontstaat er vanzelf naast logica ook de ‘hoopvolle beweging’ om stappen te zetten.
Gelukkig is dat makkelijk uit te rekenen: Ervan uitgaande dat onze wereld wat later dan 2050 aan het eind van deze eeuw carbon-neutraal is geworden, dan duurt het met de inzichten van de Keeling-curve (de sinds 1958 bijgehouden zaagtand met het met de seizoenen dalen en stijgen van het CO2-gehalte in de atmosfeer, en waaruit de kracht van de natuurlijke CO2 opname zichtbaar is) een extra 50 jaar voordat de uitstoot van broeikasgassen naar het pre-industriële tijdperk van 1850 is afgenomen.
Deze realistische vertraging zal de prognose voor de zeespiegelstijging aan onze kust in plaats van 3 meter dichter bij deze 5 meter brengen. Vervolgens duurt het nog globaal 200 jaar (zo lang als de opwarming van het zeewater heeft geduurd met 1,5 graad Celsius) voordat de opwarming van de aarde teniet is gedaan waarna weer de gletsjervorming het wint van het smelten ervan. Met wat marge voor tegenvallers zoals het onderlangs leeglopen van de poolkap van Antarctica en het ontdooien van de permafrost in Canada en Siberië, zullen we de Nederlandse delta nog 400 jaar, minstens tot het jaar 2400, met een degelijke klimaat ‘proof’ zeekering, dus deze tweede zeekering, tegen de zeespiegelstijging moeten beschermen.
Theoretisch krijgen we gedurende deze lange periode te maken met 3 meter zeespiegelstijging, maximaal 5 meter als het tegenvalt, ergens eind van de volgende eeuw, ervan uitgaande dat we deze eeuw gaan voldoen aan de norm warmtetoename van het Parijs akkoord, dat we onder de 1,5 temperatuurstijging blijven.
Hoe eerder, hoe beter
Je zou denken, dan hebben we nog alle tijd, maar dat is niet zo, we hebben de tweede zeekering en daarmee het zoetwatermeer op veel kortere termijn al hard nodig als extra zoetwaterbuffer, voor onze zoet water- en drinkwatervoorziening en om de zoute kwel bij onze waterwegen en onder de duinen en polders door tegen te gaan, zodat ons wonen en werken, onze recreatie en landbouw alsmede onze natuur worden veiliggesteld. Hoe eerder we aan de realisatie beginnen, hoe beter.
Uit onze berekening volgt dat de nieuwe Nederlandse toekomstige kustlijn, onze primaire zeewering, op gemiddeld 20 kilometer uit de kust moet komen te liggen. Dat creëert voldoende oppervlak voor een spaarbekken in het tussengelegen meer om de waterinstroom van Rijn, Maas en Schelde op te vangen en deze door gebruik te maken van getijdeverschil op een natuurlijke wijze bij eb naar de Noordzee kan wegstromen. Namelijk, bij deze oppervlakte van het meer leidt de gemiddelde instroom vanuit de rivieren bekeken over een maand maximaal 1,2 meter en dat is dus het gemiddelde eb en vloed verschil aan de Nederlandse kust.
Deze kustlijn kan aldaar waar de zee maar 25 meter diep is, bestaan uit een circa 2 kilometer brede onderwater vooroevers en duinenrij zoals we die nu ook langs de kust kennen, waarbij het zanderige sediment van de naar het noorden gerichte kuststroom, al of niet aangevuld met zandmotoren zoals we die nu Brielle, Hoek van Holland en Petten kennen, zorgt voor het natuurlijk onderhoud van de zeewering.
Uiteraard komt het sediment van kleine kleideeltjes uit de rivieren in het tussen gelegen meer terecht en dat zal op diepte gehouden moeten worden als het dichtslibben harder gaat dan de zeespiegelstijging. Ook zullen we de rivierdijken op hoogte en sterkte moeten houden, niet alleen om tijdens perioden van grote aanvoer van water de achter de dijk liggende polders, dorpen en agrarische bedrijven te beschermen, maar ook omdat een oplopend niveau van de zeespiegel en dus van het tussenmeer stuwing in de rivieren geeft.
Volgens de deltacommissaris kunnen we met het huidige hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) een zeespiegelstijging van 3 meter al opvangen, Rotterdam zal niet onderlopen en in de dorpen houden we de voeten droog. Maar de extra dreiging van stormen en springtij wordt door de extra zeekering weggenomen en als de zeespiegelstijging toch boven de berekende piek van 3 meter komt dan zullen pompen vaker het werk moeten doen, omdat spuien dan niet of minder werkt om het rivierwater in het zoetwatermeer af te voeren.
Veel meer opties
Een globale verkenning van het elektrisch vermogen dat nodig is om bij gemiddelde rivier aanvoer het niveau in het zoetwatermeer te kunnen handhaven leert dat daar ruim 100 megawatt energie continu voor nodig is. Net als de aanlegkosten van de tweede kustlijn is deze component elektrisch vermogen niet doorslaggevend voor de kosten- en batenbalans. De tweede zeewering biedt hiermee veel meer opties dan de huidige starre zeekering die de huidige zoute kwel eigenlijk al niet meer kan tegenhouden.
Zo’n dijk van Cadzand tot Den Helder (het IJsselmeer, straks met pompen, en Lauwersmeer vormen al een zoetwatermeer en verder liggen er geen rivieren, behoudens in Duitsland waar ook zo’n tweede kustlijn nodig is) kost circa 250 miljard euro (dat is nauwkeurig uit te rekenen). Dat lijkt veel, maar de bouw neemt zo’n 50 jaar in beslag en dan kost dat ons dus jaarlijks 5 miljard euro. Op 370 miljard jaarlijkse overheidsinkomsten en een BBP van ruim 1.000 miljard (2023) moet dit te doen zijn.
Maar kan deze investering ook uit? In onze delta wonen 12 miljoen inwoners, het merendeel van onze bevolking, in iets minder dan 6 miljoen woningen. Met de omliggende infrastructuur, kantoren en fabrieken, is dat goed voor een totaal geïnvesteerd vermogen van 4.000 miljard euro. Om het geïnvesteerde waarde in onze delta veilig te stellen is dus een investering van circa 6 procent daarvan nodig.
Van de financiële investering is de besluitvorming dus niet echt afhankelijk. Want ook de versterking van onze huidige primaire zeekering voor de aankomende zeespiegelstijging heeft een aanzienlijk kostenplaatje. Financieel biedt dit resultaat ook gelukkig ruimte voor aantal nader uit te zoeken neveneffecten, zoals: hoe kunnen we huidige waterstuwing op onze rivieren hiermee positief beïnvloeden, wat is de invloed op onze trekvogels en biodiversiteit en hoe houden we de Waddenzee intact, hetgeen overigens ook in de huidige situatie bij zeespiegelstijging een serieus te onderzoeken factor is.
'We zullen voluit op mitigatie en adaptatie moeten inzetten willen we onze delta vitaal en beschermd houden'
Veel meekoppelkansen
Onze tweede kustlijn wordt dus echt de oplossing voor een enorm lange periode. Daarbij is het ook logisch om daar positief gebruik van te maken, voor het verplaatsen van Schiphol Airport, voor nieuwe kuststeden, voor visserij, recreatie en defensie. Veel ‘meekoppelkansen’ zijn er dus, die elk ook financieel en maatschappelijk een positieve invloed hebben op de gehele planvorming. We gaan van ‘Hilversum aan zee’ naar een nieuwe ‘Riviëra aan de Noordzee’.
Het is desondanks te begrijpen dat de keuze voor deze tweede zeekering overkomt als een ingrijpend besluit. Het zal ook de indruk kunnen geven dat we het terugdringen van de klimaatverandering met mitigerende maatregelen hebben opgegeven. Dat zou echter volstrekt onverstandig zijn, want als we de klimaatverandering loslaten en de oceanen zover opwarmen dat al het ijs is gesmolten, dan zal de zeespiegel in de oceanen en de zeeën ver boven de 3 tot 5 meter stijgen. Daar helpt ook geen tweede kustlijn voor de Nederlandse delta meer tegen.
We zullen dus voluit op mitigatie en adaptatie moeten inzetten willen we onze delta vitaal en beschermd houden. Positief is dat steeds meer experts hun gedachten over deze tweede kustlijn openlijk delen. Anderzijds verschillen de varianten nog veel en dat geeft misschien de indruk dat het nog geen serieuze optie voor Nederland is. Het tegenovergestelde is waar, het zou een stap voorwaarts zijn als de aankomende regering er werk van maakt om de beste keuze voor te bereiden, zodat een volgend kabinet de besluitvorming hopelijk kan opstarten. Want we willen Nederland niet opgeven en dus hebben we een tweede kustlijn nodig, die, zo blijkt, betaalbaar is, die we eigenlijk morgen al nodig hebben en waar veel positieve meekoppelkansen aan verbonden kunnen worden.
- Fred Sanders is gepromoveerd in de duurzame stedenbouw, kustwaterbouwkundige en schrijver van streekromans
- Leo Schagen is ingenieur, gepensioneerd manager Waternet, gemeenteraadslid Purmerend, voormalig waterschapsbestuurder bij Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK)
- Peter Vonk is oprichter van de Algemene Waterschapspartij (AWP), voormalig waterschapsbestuurder HHNK, huisarts en mede-auteur van het boek ‘Water! als Medicijn’