Als laagste land houdt Nederland droge voeten met een uitgebreid complex van duinen, dijken, watergangen, sluizen en gemalen. Vooralsnog wil men dit systeem tot 2050 met extra zandsuppleties en dijkversterking blijven beschermen. Technisch kan dit, maar is het wel zo verstandig als op den duur een overstap naar een andere strategie volgt? Te lang opschalen zou een aanzienlijke 'regretmaatregel' kunnen blijken. Is het economisch niet beter om eerder over te gaan naar een lange termijn oplossing? Laten we meer vooruitkijken. Klimaatverandering vraagt om ingrijpende maatregelen.
door Wil Borm
De planning van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) geeft aan dat vóór 2050 zo’n 2.000 km aan dijken versterkt moet worden. De kosten zijn inmiddels verdubbeld tot zo’n 24 miljard euro. Doorgaan met deze huidige aanpak van ‘Beschermen Open’ heeft vergaande consequenties bij zeespiegelstijging. De rivieren stijgen mee met het zeepeil zodat buitendijkse gebieden vaker en soms permanent onder water komen te staan.
Daarbij blijft de verzilting oprukken, zowel door zoute kwel aan de zeezijde als via de rivieren. De invloed van de zee zal binnendringen tot in de haarvaten van onze infrastructuur. Technisch is het mogelijk de keringen te versterken om 3 m zeespiegelstijging te weerstaan, maar de kosten zijn enorm.
Aanpassingen infrastructuur
Het renoveren en vervangen van bruggen, viaducten en kaden vraagt nu al om enkele miljarden per jaar. Het gaat daarbij om tienduizenden objecten. Als daar ook nog eens continue aanpassingen aan zeespiegelstijging bijkomen, wordt het wel erg lastig en duur.
Bij een technische storing ( mechanisch of computerbesturing) of een gebrek aan energielevering kunnen zich altijd wel calamiteiten voordoen. Wanneer de rivieren veel water aanvoeren in combinatie met hoog water op zee gaat het ooit een keer echt mis. Grootschalig verlies van bewoonbaar land kunnen we ons niet veroorloven. Dit roept de vraag op of we niet sneller zouden kiezen voor een systeem dat ook na 2050 algehele bescherming biedt en wellicht goedkoper is.
Door eerder over te gaan op een duurzame oplossing voor de lange termijn is het mogelijk om kosten te besparen, om urgente klimaatproblemen aan te pakken, spoedig te profiteren van op termijn noodzakelijke maatregelen en om beter op de zeespiegelstijging voorbereid te zijn.
Ter illustratie: Een eerdere bouw van zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg bespaart tal van kosten. Aan diverse wateropgaven wordt daarmee voldaan, zoals het tegengaan van verzilting, vermindering van overstromingsrisico’s, een beter peilbeheer van de benedenrivieren, bescherming van de inlaatpunten van zoet water, beëindiging van grootschalige zoetwaterverlies en het klimaatbestendig maken van de havens.
Een parallelle problematiek speelt zich af bij suppleren en baggeren. Beide zijn per definitie tijdelijk, moeten steeds herhaald worden en zullen in de loop van de eeuw fors toenemen. Hoe lang houden we deze kostenverhogende strategieën nog vol voordat er voor duurzame oplossingen gekozen wordt? Daarbij denken we aan het gebruik van golfdempers voor aanwas en tegen kustafslag en de aanleg van containertransferia op zee.
Zoetwaterberging
Zoetwatertekort wordt de eerste grote klimaatplaag. Die gaat gepaard met verzilting van een strook van zo’n 10 à 20 km vanaf de kust. Binnen enkele jaren komt de drinkwatervoorziening in zwaar weer en kan aan de vraag naar zoet water niet meer worden voldaan.
De landsbrede zoetwaterstrategie dient gericht te zijn op het langer vasthouden van zoet oppervlaktewater en moet leiden tot een flexibel inzetbaar zoetwaternetwerk.
Na een flinke regenperiode zit nu alles snel vol en kunnen we vaak niets anders doen dan het zoete water lozen. Voor buffering van zoet water is de beschikbare ruimte in de Zuidwestelijke Delta te benutten. Ruimte die eveneens kan functioneren als noodberging voor rivierwaterveiligheid.
Neem nu de woningbouw. Er is een vraag naar 900.000 woningen, maar plots blijkt de planning van 820.000 van die woningen op kwetsbare locaties te liggen. Ook hiervoor is een meer klimaatrobuuste bescherming van het grondgebied een must. Vooruitziend is het zaak om in te schatten wat de handelingsperspectieven voor de verdere toekomst zullen zijn en alvast ruimte te reserveren om oplossingen voor later open te houden. Voor blijvend behoud van onze infrastructuur en leefbaarheid zullen we ook zeewaarts in beschouwing moeten nemen.
Sturing
Alles pleit er voor om de lange termijn oplossingen snel goed in beeld te krijgen. Dit om tijdig de afweging te kunnen maken tussen hoelang nog door te gaan met HWBP (met zeer grote, onvoorziene uitgaven na 2030) en hoeveel eerder de afslag te nemen naar een lange termijn oplossing.
Er worden nu regionaal al korte termijn oplossingen gevraagd, die in lijn met de toekomst moeten liggen. Echter, wat er in het hoofdwatersysteem gaat gebeuren heeft gevolgen voor de regio’s.
Ook al liggen er veel urgente zaken op de plank, zolang men geen houvast, overzicht en richting biedt, kunnen problemen niet opgepakt worden door lagere overheden. Allereerst dient het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat grip te krijgen op de complexe materie om vervolgens landelijk de regie te kunnen nemen.
Vooruitkijken
Bij planvorming moet steeds meer rekening gehouden worden met de verdere toekomst. Voor investeringen betekent dat feitelijk nu al kiezen voor een of meer oplossingsrichtingen.
Het is goed dat de Tussenbalans er is en dat met aanvullingen in het voorjaar uit de studies van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging het plaatje steeds helderder wordt. Wat is maatschappelijk acceptabel, wat is fysiek haalbaar en in hoeverre is het economisch gunstig om eerder over te gaan naar een lange termijn oplossing? Deze kennis is nodig om voortvarend te kunnen werken aan een gedragen beslissing op hoofdlijnen. Dan pas kunnen we verantwoord de juiste stappen nemen op het moment dat het nodig is.
Wil Borm, Adviesgroep Borm & Huijgens