Ongeveer driekwart van de ongeveer achthonderd watervergunningen die Rijkswaterstaat aan bedrijven verstrekt, moet worden aangepast. Direct ingrijpen is echter niet nodig. Dat blijkt uit het eindrapport van de pilot Bezien watervergunningen. Een ander onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving leert dat steeds meer wateren voldoen aan de nutriëntennorm in de Kaderichtlijn Water. Toch wordt het einddoel niet gehaald, waarschuwt het PBL.
De pilot Bezien watervergunningen was een actie in het kader van de Delta-aanpak Waterkwaliteit. In opdracht van Rijkswaterstaat hebben Witteveen+Bos en Royal HaskoningDHV bij 66 bedrijven onderzocht of de watervergunning voor het lozen van industrieel afvalwater op rijkswater actueel, adequaat en volledig is. Daaraan schortte het vaak volgens het eindrapport.
Het rapport is als bijlage meegezonden bij de brief die minister Cora van Nieuwenhuizen vandaag naar de Tweede Kamer stuurde in verband met het wetgevingsoverleg water van 11 november. Zij meldt dat uit de pilot blijkt dat ongeveer driekwart van de vergunningen aangepast moet worden, waarvan een kwart bij voorkeur op korte termijn. “Hierbij is echter geen sprake van direct gevaar voor gezondheid en milieu.” Korte termijn betekent binnen twee jaar. De resultaten komen overeen met de voorlopige uitkomsten die de minister in juli bekendmaakte.
Onvoldoende of verouderde informatie
Een van de problemen is dat dossiers van watervergunningen onvoldoende of verouderde informatie bevatten. Ook is er relatief weinig informatie beschikbaar over de omvang van lozingen van specifieke probleemstoffen. Bij ongeveer een kwart van de bedrijven zijn in het afvalwater nieuwe zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) aangetroffen.
De onderzoekers schatten op basis van expertoordeel in dat de omvang van de lozingen van nieuwe ZZS beperkt is, van één tot enkele tientallen kilogrammen per lozing per jaar. Verder melden zij dat er bij geen enkele onderzochte vergunning aanleiding is voor direct ingrijpen door Rijkswaterstaat in verband met het bewaken van de kwaliteit van oppervlaktewater of de productie van drinkwater.
Rijkswaterstaat werkt op dit moment een vervolgaanpak uit, schrijft minister Van Nieuwenhuizen. “Die zal bestaan uit een inhaalslag uitvoeren op de meest urgente vergunningen, in combinatie met een structurele aanpak voor de lange termijn. De structurele aanpak omvat het cyclisch bezien en daarmee op orde brengen en houden van de vergunningen. Belangrijk aandachtspunt bij de uitwerking is de schaarse kennis en expertise voor dit werk. Ik ben ervan overtuigd dat de vervolgaanpak gaat helpen om meer grip te krijgen op bekende en opkomende chemische stoffen.”
Verbetering waterkwaliteit in regionale wateren
Een andere bijlage bij de Tweede Kamerbrief is een notitie van het Planbureau van de Leefomgeving over de tussentijdse resultaten en conclusies van de Nationale analyse waterkwaliteit. Het eindrapport hiervan wordt begin 2020 afgerond. Daarna zal de minister laten weten welke aanvullende maatregelen nodig zijn.
Het PBL heeft onder meer gekeken naar de regionale wateren die voldoen aan de normen voor de nutriënten stikstof en fosfor in de Kaderrichtlijn Water. Volgens de eerste berekeningen neemt het aandeel toe tot zo’n 60 à 65 procent in 2027 (was 30 tot 35 procent bij de start van de KRW-plannen in 2009) en daarna waarschijnlijk verder, vooral voor fosfor.
Dit komt door maatregelen die de waterbeheerders in de periode 2022-2027 willen nemen. Ook draagt het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer aan de verbetering bij. Er zijn duidelijke regionale verschillen: in het noorden wordt het best gescoord, in het Maasstroomgebied het slechtst.
De nutriëntnormen in de KRW zijn opgesteld om een goede biologische toestand (aanwezigheid van waterplanten en -dieren) mogelijk te maken. Hiervoor worden vier maatlatten gehanteerd. Het PBL verwacht dat in 2027 40 tot 60 procent van de regionale wateren voldoet per biologische meetlat (20 tot 35 procent in 2009). Deze verbetering zet zich na 2027 vermoedelijk door. Toch zullen de nu voorziene maatregelen niet overal voldoende zijn om op termijn het einddoel te halen, waarschuwt het Planbureau.
Norm voor ammonium vaak overschreden
Het PBL gaat ook in op de aanwezigheid van chemische stoffen, waarvoor in Europees verband of door Nederland zelf (volgens Europese protocollen) een norm is vastgesteld. Bij 49 van de 136 genormeerde stoffen wordt in minstens één oppervlaktewater de norm overschreden.
Het gaat met name om PAK’s, metalen, ammonium en een aantal gewasbeschermings- en antifoulingmiddelen. Het meest wordt de norm voor ammonium overschreden: in twee derde van de wateren. Deze stof is vooral afkomstig van rioolwaterzuiveringsinstallaties en bemesting.
MEER INFORMATIE
Eindrapport pilot Bezien watervergunningen
Tweede Kamerbrief minister (6-11)
Voorlopige resultaten (juli) incl. reactie VEMW
Notitie PBL i.v.m. Nationale analyse waterkwaliteit
Unie van Waterschappen over wetgevingsoverleg
Vewin over wetgevingsoverleg