secundair logo knw 1

Foto: Paans Van Oord

Met schonere en emissieloze schepen kan de waterbouwsector voldoen aan de nationale doelen van 60 procent stikstofreductie en 55 procent CO2-reductie in 2030. Dit blijkt uit onderzoek van TNO in opdracht van de Vereniging van Waterbouwers. Hiervoor zijn wel zes randvoorwaarden noodzakelijk, zoals een realistisch investeringsperspectief en een doorvertaling van duurzaamheid in aanbestedingen.

De binnenlandse waterbouwvloot van de leden van de Vereniging van Waterbouwers (VvW) bestaat uit allerlei soorten schepen en drijvende werktuigen, zoals zand- en cutterzuigers, kraanschepen en duwbakken (zie de tabel van de omvang van de waterbouwvloot). De vloot stootte in 2020 ongeveer 76 kiloton koolstofdioxide (CO2) en 630 ton stikstofoxide (NOx) uit, vergelijkbaar met circa 2 tot 5 procent van de totale uitstoot van bouwmachines in Nederland. Het reduceren van de emissies kan dan ook een merkbare bijdrage leveren, stelt TNO vast in het onderzoeksrapport Verkenning duurzaamheidsopties zoete waterbouwvloot.

Nationale doelen haalbaar
Door jarenlange investeringen is de stikstof- en fijnstof-uitstoot van de vloot gehalveerd sinds 1990, maar er is meer mogelijk. Het onderzoek geeft een representatief beeld van de veelzijdigheid van de vloot en de verduurzamingsmogelijkheden op korte (tot 2025) en lange termijn (tot 2030/2035), zegt voorzitter Hendrik Postma van de Vereniging van Waterbouwers. “Het maakt inzichtelijk wat de mogelijkheden zijn om te verduurzamen en welke kosten en uitstootreductie dat met zich meebrengt.”

Hendrik Postma van VvW foto Fred ErnstHendrik Postma
(foto: Fred Ernst)

De toenemende ambitie vanuit overheid en opdrachtgevers zorgt er volgens Postma voor dat het verduurzamen van het materieel de topprioriteit van alle aangesloten bedrijven is. “Het onderzoek toont aan dat de nationale doelstellingen van 60 procent stikstofreductie en 55 procent CO2-reductie in 2030 behaald kunnen worden.” Daarvoor zijn zes algemene randvoorwaarden noodzakelijk (zie kader), aldus de VvW-voorzitter. De vereniging gaat hierover de komende maanden het gesprek aan met beleidsmakers, politici, opdrachtgevers en andere partijen.

Veel winst door vervanging van oude motoren
Het onderzoek van TNO schetst voor de verschillende soorten schepen en drijvende werktuigen de duurzaamheidsopties. Een groot deel van de motoren is meer dan twintig jaar oud. De vervanging door nieuwe schone motoren levert al op korte termijn veel winst op, zoals een vermindering van de NOx-uitstoot met liefst 74 procent.

Omvang binnenlandse waterbouwvlootDe omvang van de binnenlandse waterbouwvloot. De cijfers komen uit een enquête onder de leden van de Vereniging van Waterbouwers. Volgens TNO is dit een onderrepresentatie van de totale vloot die in Nederland actief is. Het betreft dan met name de kleinere en overige schepen, zoals maaiboten, schuifboten en kleine werkschepen. Bron: onderzoek TNO

TNO acht voor het kleine en middelgrote materieel een transitie naar batterij-elektrisch of brandstofcel-elektrisch mogelijk. Voor groot materieel lijkt de inzet van de verbrandingsmotor de enige optie. Essentieel is daarom het gebruik van duurzame brandstoffen en dus ook de beschikbaarheid hiervan. Aan al deze maatregelen hangt een prijskaartje dat kan variëren van 300 tot 1.600 euro per ton CO2-reductie.

Het onderzoeksinstituut beveelt verschillende ingroeipaden aan, gezien de diversiteit van de binnenlandse waterbouwvloot. Door zo’n gedifferentieerde aanpak is er voldoende tijd en ruimte om de huidige motoren te verduurzamen, nieuwe motoren in bestaande schepen in te bouwen en nieuwbouw van schepen te realiseren.

Ook adviseert TNO om keuzes in de investeringen op de korte en lange termijn te maken. De waterbouwers doen er verstandig aan om de implementatie van niet complementaire verduurzamingsopties te vermijden, bijvoorbeeld niet eerst een nieuwe verbrandingsmotor plaatsen terwijl later een elektrische motor met nul uitstoot een betere optie is.


ZES RANDVOORWAARDEN
De waterbouwsector is volgens de VvW niet alleen in staat de ambities voor een transitie naar schonere en emissieloos materiaal te realiseren. Er zijn zes algemene randvoorwaarden om de transitie op een realistische, haalbare en betaalbare manier te bereiken:

1. Realistisch investeringsperspectief
Dit vraagt om een commitment van alle opdrachtgevers aan de ambities van de waterbouwbedrijven. Hierbij past een financiële garantstelling vanuit de overheid; er is een bedrag van minimaal 400 à 500 miljoen euro nodig.

2. Hogere MKI-waardering bij aanbestedingen
Met een hogere waardering voor de milieukostenindicator (MKI) kunnen bedrijven hun hogere investeringen terugverdienen.

3. Langjarige projecten en langere uitvoeringstermijn
Langjarige projectzekerheid maakt het beter mogelijk om de investering te koppelen aan de uitvoering van een project.

4. Voldoende infrastructurele voorzieningen
Het is gewenst dat de overheid zich inspant voor voldoende laad- en bunkercapaciteit op korte termijn. Ook moeten er voldoende geavanceerde biobrandstoffen beschikbaar zijn voor groot materieel.

5. Innovatieruimte en pilots
Denk bijvoorbeeld aan pilots of innovatiepartnerschappen, zoals bij het project Sterke Lekdijk in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma.

6. Tijdige aanpassing van technische wet- en regelgeving
Deze wet- en regelgeving moet ruimte bieden voor innovatie en tijdig zijn aangepast voor het ontwikkelen en in de praktijk brengen van nieuwe technieken.
 

MEER INFORMATIE
Toelichting op onderzoek door VvW 
H2O Artikel over emissieloze waterbouw
H2O Actueel: 3 innovatiepartners Sterke Lekdijk

Typ je reactie...
Je bent niet ingelogd
Of reageer als gast
Loading comment... The comment will be refreshed after 00:00.

Laat je reactie achter en start de discussie...

(advertentie)

Laatste reacties op onze artikelen

Beste Carel, in de podcast kun je vinden op Spotify en  Apple Podcasts. Je kunt hem ook online beluisteren via de link in het bericht
Mooi! Jammer dat ik de serie niet terugvind als ik zoek in de NRC Podcast app.
Geachte redactie, ik ben verheugd dat eindelijk het besef is dat het klepelbeleid nu ter discussie is gesteld. Ik heb bij waterschap Hollandse delta al jaren als bestuurslid aangedrongen om het klepelen alleen als noodzaak te gebruiken. Ook heb ik div gesprekken gehad met SBB mbt klepelen in de duinen van Ouddorp waarbij de structuur volledig werd vernield. Dit jaar is eindelijk door beherende organisatie alleen maar gemaaid en wel in oktober waar mi de hele natuur in dit duingebied mee is geholpen. Het waterschap heeft nu ook bepaald dat klepelbeleid op de schop moet en in de toekomst alleen maar met maaibeleid mag worden uitgevoerd. Dus goed resultaat waar ik blij mee ben. Dit is natuurbehoud zoals het moet.
@JWBoehmerSommige desinformatie is te simplistisch om op te reageren. Zelfs citeren van een nieuwsbericht blijkt lastig (aanpak van dijken is lang niet altijd verhogen). Instabiliteit en kans op zettingsvloeiing worden ook aangepakt. Daarmee wordt ook de invloed van zee en maan beperkt, maar dan wel op basis van logische en bewezen relaties ipv dubieuze, onwaarschijnlijke en onbewezen hypotheses. Oei, toch gereageerd. Dom van me. Ik kan dit beter negeren.
Het zou me niet verbazen als ze me een keer komen halen omdat ik de verkeerde dingen beweer  - volgens de VLOEK van ZEE en MAAN en Jan Willem Boehmer..auteur Jongedijk Bijv.  op pag 5 over “Het ophogen van dijken (€15mln/km over 800 km vlgs HWBP) vergroot alleen maar het gevaar: Hoe hoger de dijk hoe groter het aantal slachtoffers”. Voor het uitdiepen van vaarwegen (meer Ruimte voor de Rivier) geldt hetzelfde: Hoe groter, (dieper én breder) de badkuip hoe groter het overstromings gevaar en hoe groter ook hierbij het aantal slachtoffers”. Ik vrees dat ik daarmee het gezag erger heb geïrriteerd dan Zwagerman deed met haar verkeerde opmerking over “de kerf”. Ik heb nooit gedacht dat het zou gebeuren: Nou zijn we klaar met je”