Venen en moerassen zijn grotendeels verdwenen uit Nederland, met name door drooglegging voor de landbouw. In de Natuurherstelwet staat veenherstel opgenomen. Dat is in veel gevallen mogelijk en het telen van de juiste planten kan hier een belangrijke rol in spelen. Dat stelt Renske Vroom, die op dit onderwerp promoveerde aan de Radboud Universiteit.
Laagvenen en moerassen zijn belangrijk voor de waterkwaliteit en bieden ruimte om water op te vangen. Bovendien kennen florerende wetlands veel biodiversiteit. “Ook slaan venen en moerassen veel koolstof op. Dat is belangrijk is voor het klimaat”, zegt Renske Vroom, inmiddels verbonden aan de Universiteit van Greifswald.
“Het droogleggen ervan heeft grote gevolgen gehad voor mens en natuur”, vervolgt Vroom. “Na drooglegging komt er veel CO₂ vrij. Ook volgt bodemdaling en de ingeklonken toplaag beperkt het wateropnemend vermogen van de bodem. Het landbouwgebruik zorgt voor een zeer lage biodiversiteit.”
Om venen te herstellen, is het nodig de voormalige veengebieden en moerassen te vernatten. Daarbij lopen de terreinbeheerders echter tegen enkele problemen aan. “De landbouw zorgt ervoor dat veel voedingstoffen in de bodem zitten. Dat kan uitspoelen als je een gebied onder water zet. Als je niks extra’s doet, kan je bovendien een gebied krijgen waar de biodiversiteit laag blijft.”
In haar promotieonderzoek bekeek Vroom de stappen die gezet kunnen worden om via veenherstel te komen tot kwalitatief hoogwaardige natuurontwikkeling. “We weten dat veenherstel belangrijk is en we weten ook dat het mogelijk is. Het telen van planten op het veen dat je wilt herstellen, biedt belangrijke kansen.”
Zowel met proeven in de kas als in het veld (op meerdere terreinen in Nederland en Duitsland) deed Vroom metingen naar de effecten van beplanting op de opname van voedingstoffen en de uitstoot van broeikasgassen. “Lisdodde doet het goed op veen met veel stikstof, het kroosachtige Azolla juist bij fosfaat en veenmos is geschikt voor bodems zonder veel voedingstoffen.”
Deze planten kunnen volgens Vroom worden geoogst en gebruikt. “Ze zijn te gebruiken in de industrie, maar ook als veevoer en bodemverbeteraar. Het is dus mogelijk te vernatten en tegelijkertijd een verdienmodel te ontwikkelen voor de agrariërs waardoor je maatregelen kunt nemen die goed zijn voor de natuur en voor de boer.”
Succesvolle vernatting hangt volgens Vroom af van de waterstand en de plantenkeuze. “De waterstand moet goed hoog zijn, eigenlijk het hele jaar door op het niveau van de bodemoppervlakte. Dat is in sommige gebieden een uitdaging. Ook is het belangrijk goed te weten welke voedingstoffen erin de grond zitten. Daar hangt de keuze voor de planten vanaf. En dat luistert nauw.”