secundair logo knw 1

Foto Mathieu Stern Unsplash

Als klimaatverandering en andere ontwikkelingen de rol van de waterschappen veranderen, past het huidige financieringsmodel dan nog wel? Corine Hoeben, van onderzoeksinstituut Coelo, en Rosemarie Ampting, directielid van Waterschap Rijn en IJssel, over globale ontwikkelingen en een decentrale overheid. “Toekomstgerichte investeringen kunnen een prima reden zijn om de tarieven aan te passen.”


door Kees Jan van Kesteren


DEF kader zomerserie no 5 "Het is belangrijk om te kijken naar het schaalniveau", begint Rosemarie Ampting, directielid van Waterschap Rijn en IJssel. "De gevolgen van de klimaatverandering zijn internationaal, landelijk en regionaal merkbaar. Waterschappen zijn verantwoordelijk voor het beheer van het regionale watersysteem. Voor investeringen in dat systeem staan waterschappen zelf aan de lat. Hierbij werken we als gevolg van de klimaatopgave wel steeds vaker samen met andere regionale overheden."

Als het gaat om het klimaatrobuust maken van het watersysteem voor de toekomst, dan vraagt dat volgens Ampting grotere investeringen met landelijk of zelfs internationaal effect. "Dan vind ik het logisch dat niet alleen de waterschappen - en dus de inwoners en bedrijven van dat gebied - de kosten dragen. Samenwerking is hierbij noodzakelijk."


 

Houben Ampting


Hoe zo'n samenwerking eruit zou kunnen zien, beschrijft Corine Hoeben. Bij Coelo, een onderzoeksinstituut van Rijksuniversiteit Groningen onderzoekt zij de financiering van decentrale overheden. "In het Hoogwaterbeschermingsprogramma werken de afzonderlijke waterschappen samen met de Rijksoverheid, met een gedeelde financiering via een fonds. Dit model lijkt me bij uitstek interessant om de klimaatopgaven in de toekomst te financieren. Klimaat is per slot van rekening waterschapsoverstijgend."

"De vraag is uiteindelijk: wat kunnen waterschappen zelf en waar moeten we juist de samenwerking zoeken in de driehoek van overheid, markt en ingelanden", vervolgt Ampting. "Het kan heel zinvol zijn om middelen bij elkaar te leggen. Zeker als - en dat is vaak het geval - het gaat om maatregelen met bovenregionale effecten."

Belastingstelsel
Waterschappen heffen hun eigen belasting en zijn daarmee grotendeels onafhankelijk van het Rijk. Dit systeem staat wat Hoeben en Ampting betreft niet ter discussie. "Democratische controle is zo gegarandeerd en het waterbeheer heeft een onafhankelijke positie", stelt Ampting. Hoeben: "Het is ook goed dat de kosten van waterkwaliteit en veiligheid zo voor iedereen zichtbaar zijn."

De nieuwe taken die door klimaatverandering worden veroorzaakt, vragen van de waterschappen investeringen in menskracht en technologie. "Toekomstgerichte investeringen kunnen een prima reden zijn om de tarieven aan te passen", meent Hoeben. "De waterschappen hebben een wettelijke taak, mogen daarvoor belasting heffen en als er investeringen nodig zijn dan is dat een uitlegbaar verhaal."

'In het verleden is een keer afgesproken dat als de stijging hoger is dan de inflatie er een gesprek volgt met het ministerie. Maar dat is het dan ook, een gesprek'

De tarieven voor de waterschapsheffing liggen niet wettelijk vast. "De besturen bepalen", legt Hoeben uit. "In het verleden is een keer afgesproken dat als de stijging hoger is dan de inflatie er een gesprek volgt met het ministerie. Maar dat is het dan ook, een gesprek." Ampting wijst op de democratische controle in de waterschapsbesturen. "Geen waterschap kan zonder reden de tarieven verhogen zonder erop afgerekend te worden. En daarnaast, we hoeven er niet aan te verdienen. De tarieven zijn altijd gebonden aan de uitgaven voor de taken die we hebben."

"Het moet wel in balans zijn", vervolgt het directielid van Rijn en IJssel. "Het doen van investeringen is altijd een afweging van de kosten en de baten. Water is leven en water verbindt. Dat betekent dat wij een deel van de verantwoordelijkheid dragen, maar dat doen we wel samen met de hele samenleving. En dat bedoel ik ook financieel."

Stelselwijziging
"Tevredenheid over het financieringsstelsel van waterschappen is een illusie", zegt Hoeben. "Ik volg dit onderwerp sinds 2003 en er is altijd discussie over geweest." De afgelopen jaren ging die discussie vooral over het belastingstelsel. Inmiddels hebben de waterschappen een voorstel naar het ministerie gestuurd. De Tweede Kamer moet daar nog een besluit over nemen. De belangrijkste wijzigingen betreffen een aanpassing van de invloed van de waarde van infrastructuur (wegen en spoorwegen) op de tarieven voor de categorie ongebouwd.

Ook de rol van de WOZ-waarde van huizen verandert. Door de stijging van deze waarde, moesten woningeigenaren, waaronder huishoudens, een groter deel van de rekening van de watersysteemheffing gebouwd betalen. De stelselwijziging biedt de waterschappen straks de mogelijkheid tariefdifferentiatie binnen de categorie 'gebouwd' toe te passen. Dat biedt waterschappen de mogelijkheid om voor woningen, indien gewenst, een ander tarief te hanteren dan voor niet-woningen.

'Er worden weeffouten hersteld en er wordt meer ruimte geboden. Die twee elementen gaan ook helpen om de waterschappen voor te bereiden op de toekomst'

Twijfels
Hoeben heeft haar twijfels bij de nieuwe plannen. Ze noemt de waarde van infrastructuur en de WOZ-waarde juist goed uitlegbare parameters als basis van een belastingstelsel. "Een belangrijk uitgangspunt is dat een groter belang betekent dat een groep belastingbetalers een groter deel van de kosten betaalt."

Het belang kun je volgens Hoeben heel goed weergeven door te kijken naar het verschil in waarde van eigendom, zoals nu gebeurt. "Als er wel verband moet blijven tussen belang en betaling en er tariefdifferentiatie mogelijk wordt tussen woningen en niet-woningen, dan moet je dus ook uitleggen waarom een verschil in waardeontwikkeling nu niet weergeeft dat de belangen zich verschillend ontwikkelen. Dat lijkt me lastig."

Niet in de nieuwe voorstellen opgenomen, maar wel in ontwikkeling is een opzet voor ‘permanent onderhoud’ van het belastingstelsel. Dat zou het eenvoudiger moeten maken om het stelsel aan nieuwe ontwikkelingen aan te passen. Ampting is positief over de aanpassingen en de komende opzet. "Er worden weeffouten hersteld en er wordt meer ruimte geboden. Die twee elementen gaan ook helpen om de waterschappen voor te bereiden op de toekomst."


LEES OOK IN DEZE SERIE: 
Martijn van der Steen (NSOB): 'De toekomst vraagt het lef om radicaal anders te denken’
Digitale transformatie: 'Werk waterschappen verandert fundamenteel'
OR Rivierenland: ‘We moeten van ons eigen eilandje afkomen’
Stefan Kuks: 'De waterschappen moeten duidelijk maken dat er grenzen zijn'

Typ je reactie...
Je bent niet ingelogd
Of reageer als gast
Loading comment... The comment will be refreshed after 00:00.

Laat je reactie achter en start de discussie...

(advertentie)

Laatste reacties op onze artikelen

@Almer BolmanEens Almer, de laatste twee kalenderjaren waren uitzonderlijk, extreem nat. En enkele jaren daarvoor extreem droog. Het lijkt er echter op dat wateroverlast eerder een reden is om in actie te komen dan droogte. De flanken van de Veluwe (en de beken aldaar) reageren zeer snel op natte en droge perioden omdat -zoals je weet - de reservoircoëfficiënt daar gering is. Daarom is mijn plan om juist niet op de flanken - dat heeft geen zin - maar op de hoge delen (daar is de genoemde coëfficiënt groot en de grondwaterstand diep) de grondwateraanvulling te vergroten, ofwel door vermindering van de verdamping ofwel door gecontroleerde (!) infiltratie van perfect voorgezuiverd rivierwater. Het doel is te bereiken dat beken en sprengen weer hóger op het massief ontspringen en langer water voeren. Dat zal een enorme boost geven aan natuur en biodiversiteit. Het kwelwater naar de beken is overigens geen infiltratiewater, het is en blijft geïnfiltreerd regenwater. Als we in hoge delen van de Veluwe water infiltreren, kiest dat een diepe, uitermate lange, langzame weg naar de randen van de Veluwe waar het pas na eeuwen - misschien zelfs millennia - opkwelt.
Als we verdroging aanpakken (let op: Nederland heeft daartoe een verplichting) kán inderdaad grondwateroverlast de kop opsteken. Je spreekt over ‘totale onbeheersbaarheid van de grondwaterkwantiteit’. Dat snap ik niet. De infiltraties zijn juist uitermate gecontroleerd, ook kwantitatief. Overlast en droogte op de flanken ontstaan zeer snel door overvloedige regen of juist het gebrek daaraan. Overlast door infiltraties in de hoge delen – als het al optreedt - ontstaat echter niet ‘over night’, dat duurt jaren. Als - en voor zover - infiltraties de oorzaak zijn, dreigende overlast kunnen we perfect monitoren en heel effectief bestrijden door het sturen van de infiltraties of door zeer lokaal grondwater te onttrekken. Dat maakt ook nog eens prima bronnen beschikbaar. Het waterbedrijf zou water moeten winnen waar overlast dreigt, bij voorkeur niet daar waar verdroging het gevolg is.

Willen jullie eens kijken of een EU commissaris voor water niet een goed plan zou zijn. Dan komt er een structurele aanpak in Europa en kan het economische plaatje ook beter ingepast worden. Vooruit kijken is slimmer en gunstiger.
Met alle respect, maar ik kan me weer niet aan de indruk onttrekken dat hier oneigenlijk "behoud" van...ja van wat...? een heel belangrijke rol speelt vanuit oa. Rijkswaterstaat. Nogmaals kijkend naar het totale project van Ir. Lely en de doordachte gevolgen van eea. moeten we dit derde grote inpolder traject gewoon oppakken om meer balans te verkrijgen in alles. En no1, meer woningbouw ruimte wordt er in een klap mee opgelost! Anders mag men aan inpoldering Dogeland gaan denken in de Noordzee..., want we moeten hoe dan ook meer land erbij krijgen om alle problemen op te lossen.  
Is het niet van-den-zotten-in-het-kwadraat dat de rechterlijke macht de overheid moet veroordelen tot het naleven van de door haar zelf gemaakte wetgeving?
"En zij vreesden met groote vreeze!"  staat er in de Bijbel. Wat een negatief stukje. De rechter heeft een dwangsom opgelegd voor 2030. Minister Wiersma heeft nog even de tijd om met een oplossing te komen.