De waterschappen zijn met alle kennis en expertise die zij in huis hebben, klaar om veel nadrukkelijker de rol van waterautoriteit te pakken. Dat vertelde Sander Mager van de Unie van Waterschappen tijdens het symposium Van kennis naar impuls! op 1 juli waarmee de Kennisimpuls Waterkwaliteit (KIWK) werd afgerond. Volgens Mattie Busch van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat komt er een meer structurele kennisprogrammering voor waterkwaliteit.
In het omvangrijke, vier jaar durende onderzoeksprogramma hebben Rijk, provincies, waterschappen, drinkwaterbedrijven en kennisinstituten gezamenlijk gewerkt aan vergroting van het inzicht in de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater en in de factoren die deze kwaliteit beïnvloeden. De Kennisimpuls Waterkwaliteit zorgde voor een aanzienlijke oogst aan resultaten, waarvan de ongeveer tweehonderd deelnemers een aantal hoogtepunten kregen voorgeschoteld tijdens het symposium afgelopen vrijdag in Amersfoort. Met als vraag: hoe kan nu van kennis naar een betere waterkwaliteit worden gekomen?
Verbinding met andere doelen
De drie keynote sprekers benadrukken ieder op eigen manier het belang van actie: Mattie Busch (hoofd waterkwaliteit en -kwantiteit bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat), Sander Mager (portefeuillehouder waterkwaliteit bij de Unie van Waterschappen en dagelijks bestuurder van waterschap Amstel, Gooi en Vecht) en Marleen van Rijswick (hoogleraar Europees en nationaal waterrecht aan de Universiteit Utrecht en directeur van het Utrecht Centre for Water, Oceans and Sustainability Law).
Bij KIWK heeft de focus gelegen op kennis die meteen in de praktijk toepasbaar is, zegt Busch. “Dat heeft erg veel materiaal opgeleverd die we de komende tijd gaan gebruiken.” Maar er blijft ook in de toekomst veel kennis nodig, gezien onder meer de klimaatverandering en de ambities van het kabinet (zie het interview onderaan). Hij heeft een boodschap aan de aanwezigen: “Deze groep is nog helemaal niet klaar, ook niet voor de korte termijn. Het wordt een spannende laatste vijf jaar van de Kaderrichtlijn Water.”
Door het kabinetsbeleid worden bodem en water nu voor het eerst verbonden aan onder meer natuur- en stikstofdoelen, merkt Busch op. “Een maatregel kan effect hebben op meerdere doelen en dat biedt een echte kans. Maar is er ook een bedreiging. Zoals een gedeputeerde ooit tegen me zei: het toppunt van integraliteit is absolute stilstand. Wacht dus niet met het nemen van maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren.”
Maatregelen in watersysteem alleen onvoldoende
Naar aanleiding van de titel Van kennis naar impuls! van het symposium komt Mager met een woord van zorg. “We kunnen nog niet vieren dat de waterkwaliteit in Nederland goed is, ondanks alle genomen maatregelen en de vele kennis die onder andere bij KIWK verzameld is. Er is echt nog een impuls nodig om tot impact te komen. Daarbij gaan we met maatregelen in het watersysteem alleen er niet komen.” De huidige maatregelen zijn voornamelijk bedoeld om de problemen van vandaag en gisteren te repareren. “We slagen er nog onvoldoende in om de oorzaak van de problemen weg te nemen. Die ligt vaak buiten het watersysteem en buiten de directe invloedssfeer van de waterschappen.”
Volgens Mager zijn de waterschappen met alle kennis en expertise die zij in huis hebben, klaar om veel nadrukkelijker de rol van waterautoriteit te pakken. Hij wijst op de goede tools die in de kennisimpuls zijn ontwikkeld. “Die methodes moeten we met lef gaan gebruiken. Niet alleen analytisch maar ook agenderend, en wat mij betreft waar nodig confronterend.” Want zonder confrontatie zal het niet lukken, stelt Mager. Het echt aanpakken van het probleem van waterkwaliteit gaat, net als bij stikstof, gewoon pijn doen. “We zullen soms afscheid moeten nemen van wat we zo lang gewoon gevonden hebben of ons gedrag moeten veranderen.”
Er liggen echter ook kansen om de fundamentele verandering vorm te geven, omdat Nederland op veel vlakken tegen de grenzen van het systeem aanloopt. Mager noemt ontwikkelingen als het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) waarin stikstof- en waterdoelen hand in hand gaan, de woningbouwopgave waarin elk bouwproject een positief bijdrage levert aan waterrobuustheid, waterkwaliteit en biodiversiteit en de Europese Zero Pollution aanpak om vervuiling al aan de bron te voorkomen.
Vier lessen voor bescherming van waterkwaliteit
Bij de bescherming van waterkwaliteit wordt uitgegaan van een brede omschrijving, vertelt Van Rijswick vanuit de discipline van het recht. “Er is besloten dat we bij waterkwaliteit moeten kijken naar het hele ecosysteem, chemie én ecologie én hydro-morfologie. Deze normatieve keuze is gebaseerd op het idee dat mensen deel uitmaken van het ecosysteem en het hele systeem moeten beschermen.”
Veel partijen hebben de afgelopen jaren uitgezocht wat voor die bescherming nodig is. Van Rijswick presenteert vier lessen. “De eerste les is dat wij als samenleving duidelijk moeten bespreken wat belangrijk voor ons is en wat we willen bereiken. Ecologie en een gezond ecosysteem is niet alleen leuk maar ook wezenlijk voor ons als mensen. Dat vraagt om een maatschappelijk debat en het delen van kennis.” Les 2 is dat er een eerlijk verhaal wordt verteld. “Sluit geen compromissen in beleid en wetgeving, ook niet in lagere, over wat er nodig is om afgesproken doelen te halen. Anders worden verkeerde verwachtingen geschept en dat leidt uiteindelijk tot grote onzekerheden en frustraties, zoals we nu zien bij het stikstofdebat.”
Verder hamert Van Rijswick op eigen verantwoordelijkheid (les 3). “Samenwerking is goed en nodig maar komt op de tweede plaats. Breng eerst in kaart wat jezelf kunt doen en neem daar de volledige verantwoordelijkheid voor.” De vierde les heeft de Utrechtse professor geleerd van het project Ruimte voor de Rivier: zorg voor heldere doelen en verantwoordelijkheden en een duidelijke termijn die ook moeten worden gehaald. Dit alles is de laatste jaren eveneens voor waterkwaliteit in beeld gebracht. Rest nog maar één ding, aldus Van Rijswick: “Aan de slag!”
Daarvoor is een grote bereidheid bij de deelnemers, blijkt aan het einde van de dag. Velen geven aan meteen aan de slag te willen met wat er bij de KIWK aan kennis en ervaringen is verzameld. En krijgen zij tijdens een feestje uitgelegd dat de KIWK gaat over schoon water? Een flinke meerderheid verwacht van wel.
MEER STRUCTURELE KENNISPROGRAMMERING
Met het symposium is een fase van de kennisontwikkeling rondom waterkwaliteit afgerond en een nieuwe aangebroken, zegt Mattie Busch. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft net een gesprek gehad met kennisinstellingen, universiteiten en andere partijen over wat de programmeerfunctie van kennis wordt genoemd. “Niet zo’n fancy naam; daarvoor bedenken we nog iets beters.” Busch heeft het over een gezamenlijke vraagarticulatie voor onderzoek op de korte en lange termijn. “Waterkwaliteit wordt een van de pilotprojecten om deze kennisvraag verder uit te werken. We willen toe naar een meer structurele kennisprogrammering, met zicht op de behoeften van de verschillende partijen, de mogelijkheden om wat te doen en ook de financieringsmogelijkheden.”
Busch haalt de toespraak van Van Rijswick aan. “Zij trok een mooie parallel met de wereld van de waterveiligheid, die veel meer is ingeregeld dan de wereld van waterkwaliteit. We moeten goed kijken naar hoe we in de toekomst de kenniscyclus bij het ontwikkelen en uiteindelijk algemeen toepassen van innovatieve oplossingen nog beter kunnen sluiten. Daar ligt een spannende opgave. Hieraan gaan we in het najaar werken. We streven ernaar om in de loop van volgend jaar het project voor waterkwaliteit te hebben staan.”
Momenteel is het ministerie bezig met de uitwerking van de zinnen over het sturend zijn van bodem en water, die staan in het regeerakkoord en het beleidsprogramma van minister Harbers. Daarover wordt in september een brief aan de Tweede Kamer gestuurd. Ook worden maatregelen voor bodem en water opgenomen in het NPLG. “Provincies, waterschappen en andere partijen moeten uiterlijk op 1 juli 2023 gebiedsplannen inleveren, waarin zij water volwaardig meenemen. Daarover heeft de Tweede Kamer onlangs nog een motie van Tjeerd de Groot van D66 aangenomen.”
Wat betreft de Kaderrichtlijn Water is volgens Busch duidelijker wat er moet gebeuren per waterlichaam. “De maatregelen voor waterkwaliteit moeten in 2027 genomen zijn.” Hij wijst erop dat in het Transitiefonds een aanvullend bedrag van 811 miljoen euro beschikbaar is gesteld voor de aanpak van beekdalen, met name in Oost- en Zuid-Nederland. “Het wordt spannend hoe je dit kunt uitwerken. Dat moet in de gebiedsplannen gebeuren.”
Busch besluit met een constatering. “Wij nemen water en bodem bloedserieus, maar de buitenwereld mag nog wel wat meer merken dat we er zijn. Het gaat ook om gedragsbeïnvloeding en dit is een pittige uitdaging. Tevens sluiten de juridische systemen van bodem en water niet altijd op elkaar aan. Ook daarbij moeten we nog stappen zetten.”
LEES OOK
H2O Artikel: Rijke oogst van vier jaar Kennisimpuls
H2O Redactioneel: Lessen uit KIWK
H2O Vakartikel: Gedragskennis voor betere waterkwaliteit