De nieuwe klimaatscenario’s van KNMI laten een bepaalde bandbreedte van toekomstige ontwikkelingen zien met als rode draad dat extreem weer vaker zal voorkomen. De Unie van Waterschappen reageert met de oproep om bij beslissingen over de ruimtelijke inrichting van Nederland het jaar 2100 als richtlijn te nemen. ‘Anders schuiven we beslissingen te ver voor ons uit.’
In vier nieuwe klimaatscenario’s verkende het KNMI de toekomst van het klimaat in Nederland. Het instituut stelt dat de zomers droger en de winters natter worden. Hittegolven gaan meer voorkomen en nog heter worden. De zeespiegel voor de kust blijft zeker nog honderden jaren stijgen.
“De modellen van het KNMI maken duidelijk dat het weer in Nederland in elk geval verder veranderd”, zegt Jane Alblas van de Unie van Waterschappen. “Het KNMI onderscheidt vier scenario’s en de weersveranderingen vormen hoe dan ook uitdagingen voor het waterbeheer. Dat geldt zowel voor waterveiligheid, hetzij door zeespiegelstijging, hetzij door extreme neerslag en dat geldt ook voor de beschikbaarheid van zoetwater in periodes van droogte.”
Verder vooruit kijken
Om Nederland voor te bereiden op de gevolgen van het veranderende klimaat, roept de Unie van Waterschappen de regering op om bij de keuzes voor de ruimtelijke inrichting van het land nu rekening te houden met de mogelijke situatie in het jaar 2100. “Het Deltaprogramma loopt tot 2050. Daarom werd dat jaartal tot nu toe vaak als maatstaf gebruikt. Wij willen dat we verder vooruit kijken.”
Na 2050 houdt het klimaat namelijk niet op met veranderen. “Sterker nog, sommige gevolgen van de klimaatverandering, zoals de zeespiegelstijging, zullen dan pas duidelijk worden. Tegelijkertijd liggen er nu keuzes voor over de ruimtelijke inrichting van ons land die betrekking hebben op de tweede helft van deze eeuw. Laten we die keuzes dan ook baseren op – of laten we in die keuzes in elk geval ruimte laten – voor de meer sombere scenario’s van het KNMI. Anders zijn we echt te laat en komen volgende generaties voor voldongen feiten te staan.”
Alblas denkt daarbij met name aan het laten van fysieke ruimte om dijken te kunnen verbreden en verhogen, aan het zorgen voor voldoende ruimte voor waterberging en extra maatregelen om de bodem gezond te houden om het water vast te kunnen houden voor droge periodes.
Het gaat volgens Alblas om de keuzes waar we willen bouwen en waar we welke activiteiten toe willen staan. “Er moet ruimte zijn langs de dijken om ze te kunnen versterken. Daarnaast moeten de polders in staat zijn om als waterberging te fungeren bij het opvangen van piekbuien.”
Om water vast te kunnen houden als het regent en te bewaren voor droge tijden, roept de Unie van Waterschappen om een prioriteit te maken van het bodembeleid. “We kunnen niet alleen vertrouwen op bassins als bijvoorbeeld het IJsselmeer. Want daar zouden we dan ook de dijken moeten verhogen en bovendien krijg je dan te maken met enorme verdamping. We hebben de sponswerking van gezonde bodems gewoon nodig.”
Investeringen
De Unie van Waterschappen vraagt niet alleen om ruimtelijke keuzes, maar ook om investeringen. De financieringsafspraken rond dijkveiligheid in Nederland lopen tot 2028. “In de komende kabinetsperiode moeten er nieuwe afspraken komen. Bovendien zijn er nu verkiezingen en volgt de formatie. Daarom vinden we het belangrijk om nu deze oproep te doen. Natuurlijk krijgt het Rijk veel urgente problemen op haar bordje. Maar als we nu niks doen, dan wordt dit vanzelf een urgent probleem. En dat mogen we niet laten gebeuren.”