Zomers worden droger en winters natter. Hittegolven gaan meer voorkomen in Nederland en nog heter worden. De zeespiegel voor de kust blijft zeker nog honderden jaren stijgen. Deze en veel andere ontwikkelingen signaleert het KNMI in vier nieuwe klimaatscenario’s.
Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut schetst in de vandaag gepubliceerde klimaatscenario’s de gevolgen van klimaatverandering voor Nederland – inclusief Caribisch Nederland – rond 2050, 2100 en 2150. Die zijn groot volgens KNMI-hoofddirecteur Maarten van Aalst, zelfs in het meest optimistische scenario.
Hij verwijst naar hoe heftige weersextremen in de voorbije zomer landen over de hele wereld teisterden. “Ook Nederland moet zich voorbereiden op steeds zwaardere weersomstandigheden. Betere en eerdere waarschuwingen worden hierdoor steeds belangrijker.”
Bijdrage aan betere besluiten over waterbeheer
Demissionair minister Mark Harbers van Infrastructuur en Waterstaat nam het gebruikersrapport van de klimaatscenario’s in ontvangst in De Bilt. Hij heeft het in zijn toespraak over onmisbare kennis voor Nederland. “De scenario’s helpen bij het vertalen van klimaatverandering naar effecten in de praktijk. En dat helpt ons betere besluiten te nemen over waterbeheer.”
Met de informatie kunnen al voorbereidingen worden getroffen op de tweede helft van de eeuw en ook daarna, zegt Harbers. “Want als het om water en klimaat gaat, is 2050 eigenlijk morgen.” Aan maatregelen hangt een flink prijskaartje. “Maar niks doen, kost nog veel meer.”
Hoge of lage uitstoot gecombineerd met vernatting of verdroging
De KNMI’23-klimaatscenario’s vervangen de scenario’s die dateren uit 2014. Het KNMI heeft hiervoor de inzichten uit het recente zesde Assessment Report van VN-klimaatpanel IPCC vertaald naar de situatie in eigen land. Twee jaar geleden kwam het KNMI in het Klimaatsignaal’21 al met een voorzet.
De vier klimaatscenario’s zijn:
- hoge uitstoot van broeikasgassen wereldwijd met naar schatting een mondiale opwarming van 4,9 graden Celsius rond 2100 in combinatie met een ‘nat’ scenario in Nederland waarin de winters sterk vernatten en de zomers licht verdrogen.
- hoge uitstoot van broeikasgassen wereldwijd met naar schatting een mondiale opwarming van 4,9 graden Celsius rond 2100 in combinatie met een ‘droog’ scenario in Nederland waarin de winters licht vernatten en de zomers sterk verdrogen.
- lage uitstoot van broeikasgassen wereldwijd (in lijn met het Klimaatakkoord van Parijs) met een snelle vermindering van deze uitstoot en naar schatting een mondiale opwarming van 1,7 graden Celsius rond 2100 in combinatie met een ‘nat’ scenario in Nederland waarin de winters sterk vernatten en de zomers licht verdrogen.
- lage uitstoot van broeikasgassen wereldwijd (in lijn met het Klimaatakkoord van Parijs) met een snelle vermindering van deze uitstoot en naar schatting een mondiale opwarming van 1,7 graden Celsius rond 2100 in combinatie met een ‘droog’ scenario in Nederland waarin de winters licht vernatten en de zomers sterk verdrogen.
Zomers droger maar wel vaker extreme buien
In alle scenario’s zijn verschillende dezelfde ontwikkelingen te zien in hoe het Nederlandse klimaat deze eeuw verandert ten opzichte van de referentieperiode 1991-2020 (zie de tabel met de samenvatting). Zo nemen hitte en droogtes toe. In de zomerperiode zijn er vaker extreme buien. De winters worden natter. De grootte van de verandering kan wel sterk verschillen per klimaatscenario.
Een aantal door het KNMI gesignaleerde ontwikkelingen eruit gelicht:
- In de toekomst komen hittegolven vaker voor. Ze worden tevens nog heter en houden langer aan. In de scenario’s met een hoge uitstoot wordt het bijna ieder jaar 40 graden aan het eind van de eeuw. In het meest extreme geval zijn temperaturen in de stad tot 50 graden niet uit te sluiten.
- In de zomer zal het vaker langdurig of extreem droog zijn. Dat komt omdat er minder regen valt en er meer vocht verloren gaat door verdamping. Het gemiddeld aantal zomerse dagen in De Bilt neemt toe met 25 procent ten opzichte van de referentieperiode. In de rest van het jaar neemt het aantal ijsdagen met 20 procent af.
- De zeespiegel stijgt door en dat proces duurt zeker nog honderden jaren. Rond 2100 zal de stijging in een laag uitstootscenario 26 tot 73 centimeter bedragen en 59 tot 124 centimeter bij een hoge uitstoot. In het laatste geval is dan zelfs 2,5 meter mogelijk, als de ijskappen sneller dan verwacht smelten. Daar is wel een kleine kans op. Vanaf 2150 moet Nederland in ieder geval rekening houden met een zeespiegelstijging van meer dan een meter.
- Het KNMI heeft ook de gevolgen van het veranderende klimaat in beeld gebracht voor de bijzondere Nederlandse gemeenten Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. De drie Caribische eilanden worden heter en het gaat er minder regenen. Ook worden op Sint-Eustatius en Saba vaker orkanen met een zwaardere intensiteit verwacht.
Belangrijk voor scenario’s van Deltaprogramma
Volgens het KNMI kan iedereen met de klimaatscenario’s de gevolgen van veranderingen in het klimaat en extreem weer in kaart brengen, om Nederland ook in de toekomst veilig en bewoonbaar te houden. De nieuwe scenario’s worden onder meer gebruikt om de Nationale Adaptatie Strategie te actualiseren.
Ook worden de Deltascenario's van het Deltaprogramma mede hierop gebaseerd. De nu gepresenteerde klimaatscenario’s gaan een tijdje mee; rond 2031 komen er naar verwachting weer nieuwe.
REACTIES
Dat weersextremen vaker gaan voorkomen en de zeespiegel harder stijgt dan aanvankelijk gedacht, heeft grote consequenties voor het waterbeheer volgens een reactie van de Unie van Waterschappen. Dijkversterkingen en andere maatregelen om het extreme weer aan te kunnen, vragen veel ruimte en geld. Naar aanleiding van de nieuwe klimaatscenario’s vraagt de Unie aandacht voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening bij een nieuw kabinet.
Een belangrijk punt is dat er momenteel tot en met 2028 afspraken zijn over de gedeelde financiering van dijkversterking. Voor de jaren daarna tot en met 2050 zijn nieuwe afspraken nodig. De Unie van Waterschappen pleit ook voor een langetermijnvisie voor de ruimtelijke inrichting en de waterveiligheid in Nederland na 2050. De Unie wil dat de bovenkant van de klimaatscenario’s als uitgangspunt wordt gehanteerd en 2100 als zichtjaar wordt aangehouden.
De nieuwe scenario’s laten zien dat op alle fronten actie geboden, reageert deltacommissaris Peter Glas. Hij noemt het cruciaal om de aanpak in het Nationaal Deltaprogramma te intensiveren. Extra inzet is hard nodig. Klimaatadaptatie moet sneller en gaat ook meer geld kosten. Dit is volgens Glas het eerlijke verhaal.
De deltacommissaris vindt dat er in de komende decennia meer geld moet worden geïnvesteerd in het versterken van de dijken en het beschermen van de kust. Ook zijn extra maatregelen nodig om de Nederlandse zoetwatervoorraden op peil te houden en verzilting tegen te gaan. Tevens moet consequent klimaatbestendig worden gebouwd.
Rijkswaterstaat meldt in een bericht als beheerder van water, wegen en vaarwegen te merken dat deze infrastructuur door het veranderende klimaat minder goed functioneert. Zo gaan bij hitte en langdurige droogte bijvoorbeeld bruggen niet meer open of dicht. Ook wordt onder meer dan de waterkwaliteit slechter.
Daarom moet Rijkswaterstaat nu met klimaatverandering en klimaatadaptatie aan de slag om goed voorbereid te zijn. De nieuwe klimaatscenario’s van het KNMI helpen met het beter in kaart brengen van de kwetsbaarheden van de netwerken. De scenario’s vormen hierbij een zeer belangrijk uitgangspunt.