Maaike Ritzen begint 1 oktober als afdelingshoofd Waterkwaliteit en Waterbeschikbaarheid bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Ritzen is op dit moment afdelingshoofd Circulaire Economie en Afval bij Rijkswaterstaat. Na haar studie Fysische Geografie aan de Universiteit Utrecht werkte zij bij Rijkswaterstaat en het kerndepartement IenW in diverse rollen aan watermanagement: als beleidsmedewerker, projectleider en strategisch adviseur.
Zij heeft daarbij onder meer gewerkt aan hoogwaterveiligheid (onder andere als projectleider Europese Hoogwaterinformatie Systeem), crisismanagement (zowel voor hoogwater als voor droogte) en waterverdelingsvraagstukken (input Deltaprogramma Zoetwater Midden Nederland).
Nu krijgt Ritzen een dossier waarvoor de politieke aandacht binnen Nederland en de Europese Unie groot is, aangezien de kwaliteit en kwantiteit van het oppervlakte- en grondwater in Nederland onder druk staan. Haar afdeling heeft als opgave om de waterkwaliteit te verbeteren en te zorgen voor voldoende water om daarmee de kwaliteit van de leefomgeving en gezondheid te borgen.
Als we verdroging aanpakken (let op: Nederland heeft daartoe een verplichting) kán inderdaad grondwateroverlast de kop opsteken. Je spreekt over ‘totale onbeheersbaarheid van de grondwaterkwantiteit’. Dat snap ik niet. De infiltraties zijn juist uitermate gecontroleerd, ook kwantitatief. Overlast en droogte op de flanken ontstaan zeer snel door overvloedige regen of juist het gebrek daaraan. Overlast door infiltraties in de hoge delen – als het al optreedt - ontstaat echter niet ‘over night’, dat duurt jaren. Als - en voor zover - infiltraties de oorzaak zijn, dreigende overlast kunnen we perfect monitoren en heel effectief bestrijden door het sturen van de infiltraties of door zeer lokaal grondwater te onttrekken. Dat maakt ook nog eens prima bronnen beschikbaar. Het waterbedrijf zou water moeten winnen waar overlast dreigt, bij voorkeur niet daar waar verdroging het gevolg is.