Chemiebedrijf ICL heeft op zijn terrein in de haven van Amsterdam een installatie in gebruik genomen waarin fosfaathoudende as van verbrand rioolslib en beendermeel (restproduct van de vleesverwerkende industrie) hergebruikt kunnen worden in meststoffen.
Dit betekent voor waterschappen en bedrijven die afvalwater zuiveren, dat de as die zij produceren een waardevolle grondstof is geworden. Nu moeten zij nog kosten maken om de as als afval af te voeren.
Het principe van het proces van ICL is niet nieuw. Wel nieuw is de schaal waarop deze installatie werkt. ICL heeft vijf jaar gewerkt aan een methode om de reststoffen op grote schaal te kunnen bijmengen in het bestaande productieproces van fosfaathoudende meststoffen.
De installatie bestaat uit een ontvangststation voor de as, drie silo's voor de opslag ervan, een buffersilo die een weeginstallatie voedt en tot slot een menger waarin de as wordt gemengd met andere ingrediënten voor de meststoffen. Die bestaan nu voornamelijk uit gemalen fosfaaterts, fosforzuur en zwavelzuur.
Met de nieuwe installatie wordt aanvankelijk 5 tot 10 procent van de fosfaaterts vervangen door fosfaathoudende as. Het einddoel is om het erts volledig te vervangen door as. Qua werking is er geen verschil tussen meststoffen met fosfaat uit erts of uit as. Ook wat de prijs van het eindproduct betreft is er geen verschil. De installatie vereist een investering van 2,2 miljoen euro, waarvan een half miljoen wordt gedekt door subsidie van de provincie Noord-Holland.
De reden voor deze investering is dat fosfaat in kunstmest niet vervangen kan worden door een andere stof en dat de voorraad fosfaaterts eindig is. Op de lange termijn is hergebruik van fosfaat een pure noodzaak.