secundair logo knw 1

Of watertekorten in de toekomst zullen verergeren of niet wordt vandaag al besloten, bijvoorbeeld in de bestuurskamers van investeerders. Deze studie naar waterduurzaamheid van Nederlands grootste banken, pensioenfondsen en verzekeraars legt gefragmenteerd en onsamenhangend beleid bloot dat de waterproblemen niet zal afwenden. Met behulp van een nieuw beoordelingskader kunnen echter snel grote stappen worden gezet op weg naar een waterduurzame toekomst.

Download hier de pdf van dit artikel

“We weten pas wat de waarde van water is als de put droogvalt.” Deze spreuk, vierhonderd jaar geleden opgeschreven door de Britse filosoof Thomas Fuller, is vandaag nog even waar en actueel als toen. Of actueler, want wereldwijd vallen waterbronnen steeds vaker droog door verminderd aanbod, uitputting en verkwisting. Ook al is voldoende en schoon water onmisbaar voor ons bestaan en staan of vallen vrijwel alle economische activiteiten met een adequate waterbeschikbaarheid, toch krijgt waterduurzaamheid bij lange na niet de aandacht die het verdient.

De urgentie onderkend
Het World Economic Forum, waar leiders uit politiek en bedrijfsleven samenkomen, waarschuwde vorig jaar zelfs dat watercrises een van de grootste systeemrisico’s vormen voor de mondiale economie in termen van impact, van dezelfde orde als massavernietigingswapens en grootschalige migratie [1]. Saillant detail: vóór 2010 kwamen waterproblemen niet eens op hun risicolijsten voor.

Nu al leeft een half miljard mensen in gebieden waar water het hele jaar door schaars is [2]. Dat wil zeggen: de watervraag overstijgt structureel het duurzaam beschikbare aanbod, ten koste van ecosystemen, fossiele grondwatervoorraden, voedselproductie en het algemeen welzijn. Als we nalaten onze economiën te verduurzamen op het gebied van watergebruik dan kunnen watervervuiling en -tekorten nationale groeicijfers flink drukken, tot wel 6% van het BNP in 2050 [3]. En dat terwijl er genoeg kansen zijn voor zowel bedrijven als investeerders om over te stappen op een waterduurzame bedrijfsvoering die én bijdraagt aan een werkelijk duurzame economie, én nauwelijks financiele risico’s met zich meebrengt [4].

In het kader van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen zijn bedrijven wel bezig met waterduurzaamheidsvragen. Zo publiceren ze steeds vaker hun watergebruiks- en -vervuilingsdata, worden waterrisico’s geinventariseerd en worden oplossingen voor besparingen gedeeld [5], [6].

Maar investeerders lopen over het algemeen achter op bedrijven, ondanks recente ontwikkelingen als de formulering van principes van verantwoord en duurzaam investeren door de Verenigde Naties [7] en het uitvoeren van ESG-analyses bij het beoordelen van investeringsvoorstellen (zie kader). Hoewel de vele richtlijnen en analysemogelijkheden suggereren dat (water)duurzaamheid hoog op de agenda staat, toont de wetenschappelijke literatuur dat de pogingen van investeerders om te verduurzamen oppervlakkig zijn [8], [9], [10]. Dit vloeit vooral voort uit een gebrekkig gevoel van urgentie, maar ook uit onbekendheid met en onwetendheid over het onderwerp.

ESG-criteria

ESG staat voor factoren op het gebied van Environment, Social en Governance. Gezamenlijk omvatten ze alle niet-financiele aspecten en indicatoren waarop een investeringsvoorstel beoordeeld kan worden, van ontbossing en klimaatverandering tot kinderarbeid en onbehoorlijk bestuur. Waterduurzaamheid, als het überhaupt wordt meegenomen, is een van de aspecten in de categorie Environment.


Dat juist investeerders het laten afweten op waterduurzaamheid is alarmerend. Zij zijn het tenslotte die door hun investeringskeuzes vandaag bepalen hoe de economie van morgen eruit komt te zien. En daarmee hoe het met de waterbronnen en -voorraden gesteld zal zijn. Zijn investeerders zich bewust dat de fabrieken, boerderijen of bedrijven waar zij vandaag in besluiten te investeren, nog jarenlang water gaan gebruiken dat er misschien niet is, of water gaan vervuilen en daarmee schade berokkenen en ander gebruik onmogelijk maken?

Nederlandse investeerders onder de loep
Wij stelden ons tot doel te onderzoeken hoe investeerders zich verhouden tot waterduurzaamheid. Hiertoe beoordeelden we of en hoe de grootste investeerders van Nederland – banken, pensioenfondsen en verzekeraars – waterduurzaamheidscriteria meenemen in hun investeringsbeslissingen.

Hoewel we onze analyse het liefst op gerealiseerde projecten in de portfolio’s van investeerders zouden baseren, hebben we het door gebrek aan relevante informatie moeten stellen met openbaar gemaakte beleidsdocumenten, rapportages en hun websites. We hebben zodoende 44 websites en 226 documenten doorgewerkt. We hebben een raamwerk ontwikkeld waarin we waterduurzaamheidscriteria operationaliseren en pasten dit toe op de twintig grootste Nederlandse investeerders. Aan de hand van de toegekende scores zijn de investesteerders gerangschikt op hun prestaties.

Waterduurzaamheid en de watervoetafdruk
Waterduurzaamheid kan verschillende betekenissen hebben, afhankelijk van de context. In deze studie definiëren we waterduurzaamheid langs drie dimensies: efficiente allocatie, duurzame schaal en eerlijke verdeling. Deze dimensies beschrijven economische, milieutechnische en sociale aspecten van duurzaamheid en zijn breed geaccepteerd in de literatuur [11], [12].

We operationaliseren waterduurzaamheid aan de hand van het watervoetafdrukconcept. Een watervoetafdruk is een alomvattende indicator van watervraag en –vervuiling, die in ruimte en tijd zowel directe als indirecte waterconsumptie en –vervuiling weergeeft. Dat wil zeggen gebruik en vervuiling in zowel de operaties van beoogde investeringsactiviteiten als die in de bevoorradingsketen van deze activiteiten.

‘Efficiente allocatie’ operationaliseren we door het stellen van watervoetafdruk-benchmarks. Een benchmark geeft een referentiewaarde voor een redelijk waterverbruik of -vervuiling van een bepaalde activititeit. Als een bedrijf bijvoorbeeld verwacht tien liter water nodig te gaan hebben om een plastic flesje te maken, terwijl de benchmark voor zo’n flesje zes liter is, dan betekent dat dat er vier liter onnodig wordt verspild.

‘Duurzame schaal’ maken we meetbaar door een plafond te definiëren waar de totale watervoetafdruk onder moet blijven. Dit vereist kennis van de omgeving, zowel hoeveel water er lokaal beschikbaar is als hoeveel water andere gebruikers in de regio al gebruiken.

‘Eerlijke verdeling’ is lastiger te operationaliseren, maar omvat het formuleren van eerlijke watervoetafdrukken voor verschillende gebruikers(groepen), niet in de laatste plaats het veiligstellen van water voor huishoudelijk gebruik.

Langs de lat
De resultaten zijn in de vorm van een rangschikking weergegeven in afbeelding 1. De top-drie wordt aangevoerd door NIBC Direct (46% score), Nationale-Nederlanden (39%) en ASN Bank (38%).

Investeerdersranglijst
Afbeelding 1. Rangschikking en scores van de twintig grootste Nederlandse investeerders op hoe ze waterduurzaamheidscriteria opnemen in hun openbaargemaakte investeringsbeleid. Voor het originele onderzoek en uitgebreidere resultaten, zie [13]

Het eerste dat opvalt is dat zelfs de bestpresterende investeerders slechts matig (lager dan 50%) scoren op waterduurzaamheid. Door de bank genomen wordt beleid wel openbaar gemaakt (categorie A), maar vertaalt het gepresenteerde beleid zich niet in substantiële scores op de vervolgcategorieën. Categorieën die de directe operaties afdekken scoren voor iedere investeerder afzonderlijk meer punten dan indirecte categorieën die zich op de bevoorradingsketen richten.

Tenslotte lijken pensioenfondsen lager te scoren dan banken en verzekeraars (met vijf van de zes fondsen in de onderste regionen van de lijst) en blijkt de grootte van de investeerder geen factor van belang.

Discussie
Deze beoordeling en rangschikking van investeerders op hun waterduurzaamheidsbeleid kent beperkingen in duiding, met name vanwege het eerdergenoemde feit dat we ons hebben gebaseerd op openbaar gemaakte documenten. Beoordelingen op basis van (mogelijk) aanwezige interne beleidsstukken of van de daadwerkelijk gerealiseerde portfolio-activiteiten zouden een ander beeld kunnen opleveren. Desalniettemin schetsen de relatief lage scores een duidelijk beeld dat waterduurzaamheid nog niet de aandacht krijgt die het verdient, gezien de grote invloed die juist investeerders hebben op de economie en daarmee de waterproblematiek van morgen.

De analyse laat verder zien dat hoewel beleidsstukken ‘duurzaamheidstaal’ bezigen en investeerders de eigen rol ten aanzien van (water)duurzaamheid soms expliciet benadrukken, deze goede intenties zich nog niet hebben vertaald naar helder en effectief beleid over de waterduurzaamheid van hun investeringen. Huidig beleid is vaak geformuleerd in algemene, dubbelzinnige, oppervlakkige of zelfs betekenisloze termen.

Zo is het fijn dat het hoofdkantoor van de investeerder wordt uitgerust met waterzuinige toiletten, maar dat staat in geen enkele verhouding tot de hoeveelheden water die omgaan in hun portfolio-activiteiten. Ook voor watergebruik en –vervuiling in de keten is onvoldoende aandacht en worden zelden gekwantificeerde (reductie)doelen gesteld. Er is dus nog een lange weg te gaan voordat investeerders efficient, duurzaam en eerlijk waterbeleid kunnen claimen.

Een andere les is dat beleid nu vaak gefragmenteerd is en verantwoordelijkheden onduidelijk zijn. In de complexe relaties tussen investeerders, dochtermaatschappijen, nichefondsen en hun assetmanagers zijn grote tegenstellingen en conflicten tussen gevoerd beleid ontdekt. Zo kan de investeerder zich (water)duurzaam opstellen terwijl de assetmanager - dat wil zeggen de partij die de gelden daadwerkelijk investeert - er een heel andere kijk op nahoudt (zonder daar door de investeerder verantwoordelijk voor te worden gehouden).

Gelukkig zijn er ook lichtende voorbeelden van gevorderd waterbeleid, bijvoorbeeld de alomvattendheid bij koploper NIBC Direct en het volgen van een specifieke aanpak voor waterintensieve sectoren bij ABN AMRO en Aegon Levensverzekering.

Naar een waterduurzame toekomst
Investeerders, waterbeheerders en onderzoekers hebben elkaar nodig om tot praktische en wetenschappelijk onderbouwde inzichten te komen ten behoeve van de ontwikkeling van effectief waterduurzaamheidsbeleid. De voorbeelden van de voorlopers in deze studie en het raamwerk dat relevante criteria van waterduurzaamheid beschrijft geven de eerste systematische handvatten voor verbetering.

Ondanks de vele hordes die nog genomen moeten worden zijn we daarom hoopvol dat de groeiende inzichten investeerders in binnen- en buitenland aansporen hun verbetertraject naar een waterduurzaam investeringsbeleid vandaag nog te beginnen, op weg naar een waterduurzame toekomst.

Tot slot pleiten we ervoor waterduurzaamheid in het algemeen en het beoordelingskader uit deze studie in het bijzonder te integreren in bredere duurzaamheidsinitiatieven voor investeerders, zoals de Eerlijke Bankwijzer of de Eerlijke Verzekeringswijzer [14]. Het is tenslotte vreemd dat waterduurzaamheid ondanks de urgentie en het gewezen belang nog geen op zichzelfstaand thema is binnen deze breed bekende en invloedrijke initiatieven.

REFERENTIES

  1. WEF (2017). The Global Risks Report 2017. Geneve: World Economic Forum. (http://www3.weforum.org/docs/GRR17_Report_web.pdf)
  2. Mekonnen, M.M. & Hoekstra, A.Y. (2016). Four billion people facing severe water scarcity. Science Advances 2(2): e1500323
  3. Wereldbank (2016). High and Dry: Climate Change, Water, and the Economy. Washington, DC: World Bank. (https://openknowledge.worldbank.org/handle/10986/23665)
  4. Utz, S., Wimmer, M. & Steuer, R.E. (2015). Tri-criterion modeling for constructing more-sustainable mutual funds. European Journal of Operational Research 246(1): 331-338.
  5. CDP (2015). CDP Global Water Report 2015. London: CDP. (https://www.cdp.net/en/research/global-reports/global-water-report-2015)
  6. AWS (2018). Alliance for water stewardship certification. (http://a4ws.org/about/)
  7. UN PRI (2018). Principles for responsible investment. (https://www.unpri.org/about//the-six-principles)
  8. Vörösmarty, C.J. et al. (2018). Scientifically assess impacts of sustainable investments. Science 359 (6375), 523-525.
  9. Daub, C.H. (2007). Assessing the quality of sustainability reporting: an alternative methodological approach. Journal of Cleaner Production 15 (1), 75e85.
  10. Busch, T., Bauer, R. & Orlitzky, M. (2016). Sustainable development and financial markets: old paths and new avenues. Business and Society 55 (3), 303e329.
  11. Daly, H.E. (1992). Allocation, distribution, and scale: towards an economics that is efficient, just, and sustainable. Ecological Economics 6(3): 185-193.
  12. Hoekstra, A.Y. (2014). Sustainable, efficient and equitable water use: The three pillars under wise freshwater allocation. WIREs Water 1(1): 31-40.
  13. Hogeboom, R.J., Kamphuis, I., & Hoekstra, A.Y. (2018). Water sustainability of investors: Development and application of an assessment framework. Journal of Cleaner Production 202: 642-648.
  14. Eerlijke Geldwijzer (2018). Alle thema’s en sectoren. (https://eerlijkegeldwijzer.nl/bankwijzer/themas)
Typ je reactie...
Je bent niet ingelogd
Of reageer als gast
Loading comment... The comment will be refreshed after 00:00.

Laat je reactie achter en start de discussie...

(advertentie)

Laatste reacties op onze artikelen

Geachte redactie, ik ben verheugd dat eindelijk het besef is dat het klepelbeleid nu ter discussie is gesteld. Ik heb bij waterschap Hollandse delta al jaren als bestuurslid aangedrongen om het klepelen alleen als noodzaak te gebruiken. Ook heb ik div gesprekken gehad met SBB mbt klepelen in de duinen van Ouddorp waarbij de structuur volledig werd vernield. Dit jaar is eindelijk door beherende organisatie alleen maar gemaaid en wel in oktober waar mi de hele natuur in dit duingebied mee is geholpen. Het waterschap heeft nu ook bepaald dat klepelbeleid op de schop moet en in de toekomst alleen maar met maaibeleid mag worden uitgevoerd. Dus goed resultaat waar ik blij mee ben. Dit is natuurbehoud zoals het moet.
@JWBoehmerSommige desinformatie is te simplistisch om op te reageren. Zelfs citeren van een nieuwsbericht blijkt lastig (aanpak van dijken is lang niet altijd verhogen). Instabiliteit en kans op zettingsvloeiing worden ook aangepakt. Daarmee wordt ook de invloed van zee en maan beperkt, maar dan wel op basis van logische en bewezen relaties ipv dubieuze, onwaarschijnlijke en onbewezen hypotheses. Oei, toch gereageerd. Dom van me. Ik kan dit beter negeren.
Het zou me niet verbazen als ze me een keer komen halen omdat ik de verkeerde dingen beweer  - volgens de VLOEK van ZEE en MAAN en Jan Willem Boehmer..auteur Jongedijk Bijv.  op pag 5 over “Het ophogen van dijken (€15mln/km over 800 km vlgs HWBP) vergroot alleen maar het gevaar: Hoe hoger de dijk hoe groter het aantal slachtoffers”. Voor het uitdiepen van vaarwegen (meer Ruimte voor de Rivier) geldt hetzelfde: Hoe groter, (dieper én breder) de badkuip hoe groter het overstromings gevaar en hoe groter ook hierbij het aantal slachtoffers”. Ik vrees dat ik daarmee het gezag erger heb geïrriteerd dan Zwagerman deed met haar verkeerde opmerking over “de kerf”. Ik heb nooit gedacht dat het zou gebeuren: Nou zijn we klaar met je”
Even terug denken in de tijd: waarvoor waren dijken ook al weer uitgevonden? Dat was -vroeger- om ons tegen het water te beschermen. Nu gaan we buitendijks bouwen, dus is de vraag:  is dat water dan weg? Nee, dat moet juist nog komen , en,  als dat echt komt -misschien pas volgende eeuw- dan helpt dat dijkje toch ook niet meer, alle inspanningen van dijkversterkingen ten spijt.
Een goede actie van de UvW. Logisch zou nu ook zijn om een vergelijkbare brief naar de regering te sturen ten aanzien van het verbieden van bestrijdingsmiddelen en te veel aan mest.