De maatregelen die worden voorgesteld in het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn zijn onvoldoende om de gestelde milieudoelen van de Nitraatrichtlijn, Grondwaterrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water in heel Nederland op tijd te halen. Met name in de zuidelijke zandgebieden blijft voorlopig te veel nitraat in het grondwater aanwezig. Ook het oppervlaktewater zal in ieder geval tot 2027 te veel nitraat bevatten.
Dat zegt de onafhankelijke Commissie voor de milieueffectrapportage over het milieueffectrapport voor het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn in een overigens niet bindend advies aan de ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Infrastructuur en Waterstaat. De ministers en de staatssecretaris hebben de commissie gevraagd de milieueffectrapportage te toetsen.
Kritisch
De Commissie m.e.r. is kritisch. Over de te halen doelen, maar ook over het vijfde programma van de afgelopen vier jaar. Bij de uitvoering van dat programma is niet de richting gevolgd die de commissie had aangegeven om milieudoelen te halen, zo stelt ze vast. Ook mist ze de evaluatie van de resultaten.
Bij het zesde nitraatprogramma plaatst de commissie eveneens kanttekeningen. “Uit het MER blijkt dat ook met de voorgestelde maatregelen van het zesde actieprogramma in het zuidelijke zand- en lössgebied nog niet wordt voldaan aan de grondwaternorm en - naar verwachting- aan de KRW-oppervlaktewaterdoelstellingen die in 2027 moeten zijn behaald.”
Het zesde actieprogramma voor de periode 2018-2022 vormt de basis voor het behoud van de bestaande Europese toestemming om af te wijken van de gebruiksnorm van 170 kilogram per hectare voor stikstof uit dierlijke mest, de zogenoemde derogatie. Voor de melkveehouderij in Nederland is behoud van de derogatie van cruciaal belang. Als de ontheffing niet wordt verlengd zal dat verstrekkende gevolgen hebben voor de omvang van de melkveestapel.
Met het zesde actieprogramma moet Nederland in Brussel de derogatie overeind houden. Er is met veel betrokken partijen gepraat, wat heeft geresulteerd in een ingewikkeld programma, stelt de commissie van deskundigen vast. Het gaat bijvoorbeeld om gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat, technische maatregelen, groenbemesters, equivalente maatregelen, gebruiksvoorschriften, aanpassing van uitrijdperiodes, scheuren van grasland, maar ook kennisontwikkeling en -verspreiding, somt de commissie op.
Theoretische werkelijkheid
“De maatregelen die nodig zijn om de waterkwaliteit te behouden worden met elk nieuw actieprogramma gedetailleerder en complexer. Dit komt de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid niet ten goede. Het MER gaat ervan uit dat het beleid volledig wordt nagevolgd, terwijl dit in de huidige praktijk regelmatig anders blijkt te zijn. Omdat de effectberekeningen hier geen rekening mee houden, geven ze een theoretische werkelijkheid weer.”
De commissie vindt dat het MER voor het actieprogramma moet onderzoeken of met meer ingrijpende maatregelen de doelen wel kunnen worden gehaald. Daarbij moet niet worden ingezet op ‘verder sleutelen aan maatregelen op een steeds lager schaalniveau’. Er moeten grote stappen worden gezet, aldus de commissie. Voorts bepleit de commissie het ontwikkelen van een langjarige visie op de landbouw waarin raakvlakken met andere dossiers zoals bodem, klimaat en natuur worden uitgewerkt.
Meer over de nitraatrichtlijn: