PFAS zijn overal in wisselende concentraties in afvalwater en zuiveringsslib aanwezig en veel bronnen zijn nog onbekend. Dat blijkt uit onderzoek bij acht rioolwaterzuiveringsinstallaties in opdracht van STOWA en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Daarom wordt gepleit voor nader bronnenonderzoek.
Dit is een van de onderzoeken om een beter beeld te krijgen van de bronnen en routes van de pakweg zesduizend poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS). Er is veel te doen om deze vaak giftige stoffen, omdat ze bijna niet afbreken in het milieu en ook in kleine hoeveelheden gevaarlijk voor mensen en dieren kunnen zijn. Bij het onderzoek zijn gedurende negen dagen op acht rioolwaterzuiveringsinstallaties metingen verricht in het binnenkomende en uitgaande afvalwater en in het zuiveringsslib, om de concentraties PFAS vast te stellen. In alle monsters zijn deze stoffen aangetroffen.
Op basis van de gemeten concentraties bleek het mogelijk om voor heel Nederland een globale schatting te maken van de emissie van PFAS via effluent naar oppervlaktewater: 65 tot 180 kilo per jaar. Ook verlaat jaarlijks 15 tot 45 kilo PFAS de zuivering via zuiveringsslib. Het onderzoek is uitgevoerd door Anja Derksen (AD eco advies) en Joop Baltussen (BACO-adviesbureau BV) in opdracht van de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA) en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Eerste verkenning
Cora Uijterlinde, programmamanager afvalwatersystemen bij STOWA en lid van de begeleidingscommissie, is niet verrast door de uitkomsten. “De tijdens het onderzoek gemeten concentraties PFAS komen in orde van grootte overeen met wat elders wordt gevonden, zoals uit internationaal onderzoek blijkt. Wel kwamen er onbekende bronnen naar voren bij rioolwaterzuiveringen met een lage PFAS-belasting. Het aandeel industriewater is niet altijd een goede voorspeller van de PFAS-concentratie. Daarom adviseren wij om nader onderzoek te doen naar de herkomst van PFAS.”
De aanwezigheid van PFAS in het influent, effluent en slib van Nederlandse rioolwaterzuiveringsinstallaties was niet eerder op deze schaal onderzocht. Uijterlinde licht toe: “Het is voor ons de eerste verkenning om de problematiek op de kaart te zetten. We hebben veel aandacht besteed aan de bemonstering en de analysemethode, want het is geen sinecure om op een goede manier lage concentraties PFAS in in- en effluent te meten. In ons meetpakket zaten 35 stoffen die belangrijk en relevant zijn, onder meer PFOS en PFOA.”
Grote variatie
De metingen zijn verricht bij acht rioolwaterzuiveringsinstallaties met sterk uiteenlopende PFAS-belastingen, zoals hotspots met een bekende grote lozing en rwzi’s waar bijna alleen huishoudelijk afvalwater wordt behandeld. Hierdoor verschillen tussen deze rwzi’s de concentraties van PFAS in in- en effluent van 10 tot 1.000 nanogram per liter en in zuiveringsslib van 10 tot 100 microgram per kilo droge stof. “We hebben bewust gezocht naar extremen, om een beter beeld te krijgen. Hoe representatief dit beeld is, zal moeten blijken uit nader onderzoek. Maar het is wel een goede indicatie van de grote variatie.”
De concentraties worden sterk bepaald door de hoeveelheid bronnen, merkt Uijterlinde op. “Bij huishoudelijk afvalwater wordt PFAS geloosd, maar ook industriële en nog onbekende bronnen kunnen van invloed zijn.” Zij wijst erop dat PFAS in heel wat huishoudelijke producten worden toegepast, zoals pannen en kleding. “Dat zorgt voor een achtergrondbelasting in afvalwaterzuiveringen.”
Bij veel andere microverontreinigingen in afvalwater zoals medicijnresten worden hoeveelheden van 200 nanogram tot enkele microgrammen per liter aangetroffen. Maar de vergelijking gaat niet echt op, omdat PFAS al bij zeer lage concentraties een hoog risico voor de gezondheid opleveren. Er bestaan geen normen voor toegestane concentraties in afvalwater en zuiveringsslib in Nederland.
Meer PFAS eruit dan erin
Een op het eerste gezicht opmerkelijk resultaat van de metingen is dat er vaak meer PFAS bleken te zitten in het effluent dan in het influent. De onderzoekers geven als verklaring dat in het binnenkomende afvalwater niet alleen bekende maar ook onbekende PFAS-verbindingen aanwezig zijn. Het gaat vooral om PFAS-precusors: PFAS-verbindingen waarbij niet alle beschikbare bindingsplekken zijn bezet door fluoratomen. Dit duidt er volgens de onderzoekers op dat er meer bronnen moeten zijn dan tot dusver bekend is.
Uijterlinde heeft het over een ingewikkeld verhaal. “Het komt erop neer dat het wel mogelijk was om de stabiele PFAS aan het einde van het zuiveringsproces te meten maar niet de instabiele voorlopers in het binnenkomend afvalwater, de precursors. Deze stoffen waren niet opgenomen in het meetpakket. Door het zuiveringsproces worden stoffen gevormd die wel in dat pakket zaten. Daarom geven de metingen aan dat er meer stabiele PFAS uitgaan dan inkomen. We willen in een vervolgonderzoek zeker kijken naar de aanwezigheid van precusors in afvalwater. Want voor het verminderen van de stabiele PFAS is het belangrijk dat de nu nog onbekende voorlopers worden aangepakt.”
Tijdens het onderzoek is ook nog gekeken naar een aantal bijzondere afvalwaterstromen die worden geloosd op de rioolwaterzuiveringsinstallatie Dordrecht. Deze zijn onder meer afkomstig van energie- en afvalbedrijf HVC en chemiebedrijf Chemours. “Rwzi Dordrecht is een hotspot”, zegt Uijterlinde. “Daarom hebben we hier de afzonderlijke afvalwaterstromen bemonsterd. Er kwamen geen verontrustende resultaten uit. Bij Chemours zijn wel wisselende concentraties van HFPO-DA (stof die vrijkomt bij de GenX-technologie, red.) gemeten, maar ook dat was niet erg verontrustend.”
Bronaanpak voorop
Dit alles roept de vraag op of PFAS niet bij rwzi’s kunnen worden gezuiverd. Het onderzoek laat zien dat met biologische zuivering de stoffen niet uit het water worden verwijderd. Opgemerkt wordt dat het met de huidige stand van kennis onduidelijk is of vergaande zuiveringstechnieken – zoals binding aan actief kool – technisch mogelijk en kosteneffectief is. Verder onderzoek hiernaar is daarom wenselijk.
Volgens Uijterlinde moet echter de bronaanpak voorop staan. “Onze eerste insteek is: start met de bronnen waarin PFAS voorkomen. Deze zeer zorgwekkende stoffen willen wij niet in het water hebben en daarom zijn aan de voorkant maatregelen nodig. Laten we gezamenlijk met vergunningverleners en bedrijven hiermee aan de slag gaan. Zo is het belangrijk met bedrijven te bekijken welke stoffen worden gebruikt.”
In het vervolgonderzoek willen STOWA en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de focus leggen op bronnen en precursors. Dit onderzoek bevindt zich in een pril stadium, vertelt Uijterlinde. “We moeten met verschillende partijen nog goede afspraken maken en ook de financiering regelen.”
Totaalverbod bepleit
Naar aanleiding van het onderzoek stelt de Unie van Waterschappen dat het terugbrengen van de uitstoot van PFAS naar nul het uiteindelijke doel moet zijn. Daarom is de Unie voorstander van een totaalverbod. Voor nu is het cruciaal dat alle bronnen en de aanvoerroutes voor PFAS in beeld komen. Het onderzoek onderstreept dat dit nog niet geval is.
De Unie van Waterschappen roept daarom op tot een gezamenlijke inzet van het bedrijfsleven en de bevoegde gezagen die toezien op lozingen. Het is hierbij belangrijk om bestaande lozingsvergunningen kritisch door te lichten op PFAS en alert te zijn op de aanwezigheid van PFAS bij nieuwe vergunningsaanvragen.
MEER INFORMATIE
Onderzoeksrapport (download)
Bericht op site STOWA
Reactie Unie van Waterschappen
Webinar op 29 oktober
H2O Actueel: Kamermoties strenger PFAS-beleid
H2O Actueel: pleidooi voor totaalverbod
H2O Actueel: start onderzoek in herfst 2020