De waterbouwproductie neemt dit jaar af met 8 procent. Volgend jaar volgt een krimp van 3 procent. In 2022 trekt de markt weer aan. Afhankelijk van de gevolgen van de coronacrisis voor de economie zal de productie in de waterbouw dan met 3,5 procent toenemen, waarna deze in de jaren daarna verder zal versnellen. Dat stelt het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB).
De sector heeft sterk te lijden onder de perikelen met PFAS en stikstof, die vorig jaar al een negatieve impact hadden op het volume aan werk. Dit jaar komt de coronacrisis erbij.
PFAS en stikstof hebben geleid tot 100 tot 200 miljoen euro omzetverlies bij de waterbouwbedrijven en bijna 20 procent aan kostenstijging op stilgelegde projecten, stelt het instituut dat de marktontwikkelingen onderzocht in opdracht van de CAO-Partijen Waterbouw. Er is ook gekeken naar de gevolgen voor de werkgelegenheid.
De marktanalyse van EIB sluit aan bij de sectorprognose van ABN Amro die de bank afgelopen januari publiceerde, dus nog voor de coronacrisis. De bank stelde toen dat de gww-sector (grond-, weg- en waterbouw) het zwaar heeft door de PFAS en stikstof-crisis.
Het EIB analyseert nu dat driekwart van de waterbouwbedrijven te maken heeft gekregen met uitgestelde start van projecten. 40 procent van de projecten werd stilgelegd, ook lopende aanbestedingsprocedures werden opgeschort. In de maand maart van dit jaar hadden de bedrijven gemiddeld voor ruim 7,5 maanden werk in portefeulle, vorig jaar was dat 9 maanden.
Slechts een klein deel van het omzetverlies door stilgelegde projecten kon worden gecompenseerd door versnelde uitvoering van andere projecten, aldus het EIB. De kostenstijging kon voor het overgrote deel niet of beperkt in rekening worden gebracht bij de opdrachtgever. Enkele opdrachtgevers vergoedden de kosten volledig.
Door de vertraging van projecten en de extra kosten heeft 40 procent van de bedrijven in de gww-sector financiële problemen, aldus het EIB. Onder kleinere bedrijven is dat meer dan 50 procent.
Krimp en herstel
De waterbouwmarkt had vorig jaar een omvang van 1,1 miljard euro. Dat niveau wordt pas weer in 2024 bereikt, blijkt uit de marktanalyse van het EIB. In de tussenliggende jaren is er sprake van krimp en herstel van het volume.
De neergang is een gevolg van vertraging van projecten en afnemende investeringen, met name bij belangrijke opdrachtgever Rijkswaterstaat maar ook andere partijen als gemeenten, die te maken hebben met sterk toenemende uitgaven in het sociale domein en steunmaatregelen vanwege de coronacrisis.
Bij de waterschappen speelt vooral de PFAS-problematiek. Een aantal stelde baggerprogramma’s uit omdat de bagger mogelijk vervuild was met de toxische poly- en perfluoralkylstoffen; grondverplaatsing was om die reden tijdelijk verboden. Soms werd het werk met een jaar uitgesteld, aldus EIB.
Complexiteit
Ander aspect in het werk dat de waterschappen aanbesteden is de complexiteit van de projecten. Die neemt toe door de maatschappelijke eisen inzake duurzaamheid en circulariteit. “Stapeling van eisen op projecten heeft gevolgen voor het voorbereidingstraject en leidt tot toenemende druk op tijd en budgetten”, schrijft het instituut.
Rijkswaterstaat heeft in het opzetten van projecten ook te maken met deze toenemende complexiteit, stelt het EIB vast. Dat wordt samen met de stikstof- en PFAS-problemen als reden gezien waarom de investeringsimpuls van 2 miljard euro die in het regeerakkoord is afgesproken, niet wordt gerealiseerd. “Deze budgetten zijn vooralsnog niet op de markt gekomen”, stelt het EIB vast.
2-fasen aanpak
Ook de nieuwe 2-fasen aanpak van Rijkswaterstaat (opdrachtgever en opdrachtnemer werken samen het plan uit, waarna de prijs wordt vastgesteld) is van invloed op het werk van waterbouwbedrijven, stelt EIB. “Het proces doet een groot beroep op de voorbereidingscapaciteit van de bedrijven.”
Om de daling van opdrachten en werk te verminderen, is intensiveren van lopende onderhoudscontracten een optie, aldus EIB. Tweede mogelijkheid is het versnellen van vervangings- en renovatieprogramma’s en als derde noemt het instituut versneld voorbereiden van nieuwe projecten. Om de versnelling te realiseren zouden besluitvormingsprocessen moeten worden vereenvoudigd en aanbestedingstrajecten versneld.
Werkgelegenheid
De sterke krimp in werkvolume heeft tot gevolg dat de werkgelegenheid in de sector nog verder onder druk komt te staan. Vorig jaar zette de daling in het personeelsbestand al in, ook door de conjunctuurontwikkeling die het EIB als ongustig beschrijft voor de sector. Waterbouwbedrijven zetten toen met name het mes in de zogeheten flexibele schil. Het eigen personeel bleef buiten schot en dat zal dit jaar in feite ook zo zijn, voorziet EIB. “Bedrijven zullen eerst de productiviteit van de werknemers verminderen.”
Volgend jaar zal het aantal banen wel afnemen, waarna deze weer zal toenemen. De totale werkgelegenheid zal in 2024 1.800 werknemers bedragen, verwacht EIB. Nu zijn dat er 1.790. In de komende jaren zullen de waterbouwbedrijven te maken krijgen met vervangingsvraag, omdat de personeelsbestanden een relatief sterke vergrijzing kennen, aldus het EIB.
LEES OOK
H2O-bericht: Meer watertechnologiebedrijven rapporteren verlies van werk
H2O-bericht: ABN Amro: ‘Waterbouw krijgt het zwaar door stikstof- en PFAS-crisis’