Waterschappen zijn goed op weg om hun duurzame doelen voor 2020 te halen, blijkt uit de Klimaatmonitor over 2016. Maar gezien het ambitieuze doel van honderd procent energieneutraliteit in 2025 is er ook nog veel werk aan de winkel.
De waterschappen leggen in de Klimaatmonitor jaarlijks verantwoording af over de voortgang bij het halen van hun doelen op het gebied van energie, klimaat en duurzaamheid. Deze doelstellingen zijn met het Rijk afgesproken in onder meer de Green Deal Energie (2016), het Energieakkoord van de Sociaal-Economische Raad (2013) en de meerjarenafspraken energie-efficiëntie (MJA3, 2008). De monitor is opgesteld door advies- en ingenieursbureau Arcadis. De waterschappen liggen goed op koers om hun doelen voor de periode tot en met 2020 te realiseren, zegt Rafaël Lazaroms, beleidsmedewerker Innovatie bij de Unie van Waterschappen. “Uit het verslag blijkt dat de sector behoorlijk vooroploopt. Dat zijn de waterschappen ook een beetje aan hun stand verplicht. Zij worden dagelijks geconfronteerd met de gevolgen van klimaatverandering.”
Steeds meer zelfvoorzienend
De waterschappen streven ernaar om in 2020 voor 40 procent zelfvoorzienend door eigen duurzame energieproductie te zijn. In 2016 is dit doel al voor vier vijfde bereikt: 32,6 procent. Lazaroms: “Sinds 2005 is het percentage vrij fors gestegen. Aanvankelijk vooral door de toepassing van biogas bij afvalwaterzuivering, maar nu ook steeds meer door andere maatregelen. Zo wordt heel veel geïnvesteerd in zonnepanelen. Ook windenergie en het benutten van warmte en koude uit oppervlaktewater worden steeds belangrijker. De waterschappen investeren in vier jaar naar schatting 100 tot 200 miljoen euro puur in duurzame energie.”
Er zijn wel grote verschillen tussen waterschappen. Sommige komen nog niet eens tot 10 procent duurzame energieopwekking als aandeel van het totale energieverbruik, terwijl een aantal andere boven de 50 procent scoort. Daarvoor zijn meerdere redenen aan te voeren, vertelt Lazaroms. “Voor waterschappen in laaggelegen gebieden is het lastiger om het doel van zelfvoorziening te halen, omdat zij vooral energie gebruiken voor poldergemalen en niet voor afvalwaterzuivering. Daarnaast speelt de infrastructuur uit het verleden een rol. Sommige waterschappen blijven wat achter omdat hun bestaande infrastructuur zich minder goed leent voor de productie van biogas. Ook is duurzaamheid een bestuurlijke aangelegenheid. Het ene waterschap is ambitieuzer dan het andere. Al constateren we wel dat alle waterschappen hiermee druk bezig zijn en een sterke drive hebben. Wat dat betreft helpt de monitor. De vergelijking van onderlinge resultaten zorgt voor gezonde competitie.”
Ook met andere doelen voor 2020 gaat het volgens de monitor goed. De energie-efficiëntie is tussen 2009 en 2016 met 36,1 procent verbeterd en daarmee is de doelstelling van minstens 30 procent al ruimschoots gehaald. Ook is door de inkoop van groene stroom en de productie van biogas de uitstoot van broeikasgassen verminderd. Dit wordt uitgedrukt in de klimaatvoetafdruk. Deze is 381 kiloton in 2016, een afname van 47 procent sinds 2005. De totale CO2-uitstoot van de waterschappen komt overeen met die van ruim 48 duizend huishoudens.
Ambitie van energieneutraliteit
Dit alles betekent niet dat de waterschappen achterover kunnen leunen. Integendeel, aldus Lazaroms. “De waterschappen willen bij duurzame energie een verschil maken en streven naar 100 procent energieneutraliteit in 2025. Dat is ons aanbod in de investeringsagenda Naar een duurzaam Nederland, die we in maart 2017 samen met de gemeenten en provincies presenteerden. Wij willen het doel inbrengen in het nieuwe Klimaat- en Energieakkoord dat waarschijnlijk nog dit jaar wordt afgesloten. Volledige energieneutraliteit is een enorme ambitie waarvoor de waterschappen echt moeten doorpakken met duurzame maatregelen.”
Lazaroms wijst verder op het kabinetstreven om volledig over te gaan naar groene energie in 2050. “De grootste en lastigste opgave bij de energietransitie is om een goed alternatief voor gas te vinden bij de verwarming van de gebouwde omgeving. Waterschappen zouden hieraan een bijdrage kunnen leveren door het gebruik van warmte en koude in oppervlaktewater en het benutten van warmte in afvalwater. Thermische energie uit water heeft een enorme potentie. Een groot voordeel is de continuïteit van de levering van deze energie. Het rijk moet wel zorgen voor een goede financiële, juridische en organisatorische oplossing voor de vereiste warmtenetwerken. Want hoewel waterschappen een maatschappelijke bijdrage willen leveren, is het verwarmen van gebouwen niet hun taak. Zij kunnen hierbij een faciliterende rol spelen.”
Meer informatie
Klimaatmonitor Waterschappen 2016 (download)
Bericht UvW over Klimaatmonitor 2016
Oproep voor versnelling van energietransitie
Eerder bericht over voortgang bij klimaatambities
Interview met Erik van Lith (bestuurder De Dommel)
Energiecoalitie van waterschappen en Rijkswaterstaat
Investeringsagenda decentrale overheden