De NEN 6600 norm die beschrijft hoe watermonsters moeten worden genomen, is herzien. Het gaat om de NEN 6600-1 die betrekking heeft op monsters van afvalwater en de NEN 6600-2 voor oppervlaktewater. De vernieuwde normen komen in de plaats van de vorige versies, die in 2009 van kracht werden.
De wijzigingen betreffen verschillende aspecten, die vooral betrekking hebben op de aansluiting van de normen op de praktijk. Daarnaast zijn er wijzigingen, die leiden tot een meer constante kwaliteit van de monsters.
Wat de NEN 6600-1 betreft houdt dit onder meer in dat het minimale volume van een deelmonster bij vacuümmonsterneming nu op 50 ml bepaald is. Daarnaast schrijft de norm nu voor dat monsters bij voorkeur worden genomen met toestel voor vacuümmonsterneming of een in-line plunjer. Een ander voorbeeld is dat de eisen voor precisie en juistheid voor een representatieve monsterneming zijn geüniformeerd.
Aan de NEN 6600-2 is onder andere de normering toegevoegd voor bemonstering met behulp van een pomp. Verder is de bemonstering voor vluchtige verbindingen, die kunnen voorkomen in afvalwater, herzien. Zo wordt geen dubbele monsterfles voor monsterneming voor de vluchtige verbindingen meer voorgeschreven.
Voor beide deelnormen geldt verder dat zij zijn aangepast aan andere normen, waaronder internationale normen, zoals de ISO 5667‐4:2016. Deze heeft betrekking op de bemonsteringslocatie en de omstandigheden waaronder monsters worden genomen.
We willen een techniek ontwikkelen om de bodem omhoog te laten groeien met 1m p/jaar. We hadden al zitten denken aan dit systeem, maar ik zou graag eens willen praten over jullie ervaring of samenwerking .
Als we verdroging aanpakken (let op: Nederland heeft daartoe een verplichting) kán inderdaad grondwateroverlast de kop opsteken. Je spreekt over ‘totale onbeheersbaarheid van de grondwaterkwantiteit’. Dat snap ik niet. De infiltraties zijn juist uitermate gecontroleerd, ook kwantitatief. Overlast en droogte op de flanken ontstaan zeer snel door overvloedige regen of juist het gebrek daaraan. Overlast door infiltraties in de hoge delen – als het al optreedt - ontstaat echter niet ‘over night’, dat duurt jaren. Als - en voor zover - infiltraties de oorzaak zijn, dreigende overlast kunnen we perfect monitoren en heel effectief bestrijden door het sturen van de infiltraties of door zeer lokaal grondwater te onttrekken. Dat maakt ook nog eens prima bronnen beschikbaar. Het waterbedrijf zou water moeten winnen waar overlast dreigt, bij voorkeur niet daar waar verdroging het gevolg is.