Het kabinet Schoof wil nieuwe bestuurlijke afspraken maken over financiering, sturing en aanpak van het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Volgend jaar komt het kabinet met een kabinetsbrede actieagenda hitte. In 2026 volgt een nieuwe Nationale Klimaatadaptatie Strategie (NAS) en een hernieuwd programma Ruimte voor de Rivier. Met de vaststelling van Nationale Grondwater Reserves wil het kabinet gebruik van grondwater reguleren.
Dat zijn belangrijke voornemens op het gebied van waterbeheer en klimaatadaptatie in het regeerprogramma dat het nieuwe kabinet vandaag presenteert. In het akkoord worden veel plannen en voornemens aangekondigd, maar inhoudelijk worden ze niet concreet gemaakt.
Zo stelt het kabinet dat Nederland zich beter moet voorbereiden op droge zomers. Daarom wil het 'inzichtelijk maken waar waterbeschikbaarheid in warme zomers een probleem kan worden’.
Daarnaast wil het kabinet Nederland blijven beschermen tegen overstromingen. “Eind 2025 worden nieuwe afspraken gemaakt over hoe de versterking van de dijken tijdig en voortvarend kan worden aangepakt.” Concreet doelt het kabinet op het Hoogwaterbeschermingsprogramma, waarvan het budget ontoereikend is geworden omdat er meer dijken moeten worden versterkt dan aanvankelijk gedacht. Er zit 12,6 miljard euro in de pot, terwijl volgens nieuwe berekeningen in totaal 24 miljard euro nodig is.
Samen met de waterschappen en Rijkswaterstaat wil het kabinet de dijkversterkingsopgaven gaan aanscherpen ('waarbij eerdere bandbreedtes worden verkleind') maar ook sturing en aanpak van het HWBP verbeteren en lopende financiële afspraken vernieuwen. Dat moet eind volgend jaar geregeld zijn.
Ruimte voor de rivier
Ook komt het kabinet met het hernieuwde programma Ruimte voor de Rivier, met maatregelen tegen uitslijten van rivierbodems en creëren van extra ruimte voor hoge rivierafvoeren. “In 2026 zijn de nationale beleidskeuzes en het type benodigde maatregelen uitgewerkt.”
Nog dit en ook volgend jaar worden bovenregionale stresstesten wateroverlast uitgevoerd, aldus het regeerakkoord. “Dan weten we wat de effecten kunnen zijn van een vergelijkbare bui als in Limburg (in 2021).”
In het najaar 2026 komt het kabinet met een beleidsprogramma ‘Bodem, Ondergrond en Grondwater’. Doel is bodems klimaatbestendiger te maken. In het najaar van 2026 ontvangt de Kamer een kwetsbaarheidsanalyse van de infrastructuur voor bodemdaling, schrijft het kabinet.
Schoon zoetwater
Voor de beschikbaarheid van voldoende en schoon zoetwater zet het kabinet in op ‘bewust watergebruik, een robuust watersysteem en een toekomstbestendige drinkwatersector’. “We onderzoeken welke grote (technische) ingrepen in ons watersysteem effectief en betaalbaar zijn om de beschikbaarheid van zoetwater te vergroten en verzilting tegen te gaan.” In 2027 komt de Verankering waterverdeling en herijkte zoetwaterstrategie 2.100 in het Nationaal Waterprogramma gereed, aldus het regeerakkoord.
Vanwege het belang van de Kaderrichtlijn Water zijn ’stappen noodzakelijk om de waterkwaliteit aan te pakken’. Concreet worden die stappen niet uitgewerkt. Wel gaat het om de landbouwsector - ‘zoals de uitspoeling van mest en gewasbeschermingsmiddelen’ - de industrie en het reduceren van geneesmiddelenresiduen, als onderdeel 'van de brede, bestaande aanpak voor water'.
Maar hoe noodzakelijk de stappen ook zijn, de stikstof- en fosfaatnormen in oppervlaktewater 'worden in lijn gebracht met de ons omringende landen', zo staat in het regeerakkoord. Volgens het eerder gesloten hoofdlijnenakkoord tussen de coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB betekent dit een reductie van het 'areaal nutriënten verontreinigde gebieden', de aangewezen gebieden waar boeren extra maatregelen moeten nemen om uitspoeling van nutriënten (stikstof en fosfor) naar het oppervlaktewater te verminderen.
Met ‘klimaatdiplomatie’, bilaterale samenwerking en export van 'onze kennis en kunde’ wil het kabinet bijdragen aan een integrale benadering van klimaatadaptatie in andere landen. Daarbij moeten ruimtelijke ordening, waterbeheer en voedselzekerheid centraal staan, aldus het regeerakkoord.
Nationaal Programma Landelijk Gebied
Zoals deze week bekend is geworden trekt het kabinet de stekker uit het Nationaal Programma Landelijk Gebied, het onder het vorige kabinet opgezette beleid om in provinciaal uitgewerkte plannen te komen tot natuurherstel, vermindering van de stikstofuitstoot, verbetering van de waterkwaliteit en realiseren van klimaatdoelen. In plaats daarvan komt er nu ‘een uitvoeringsgerichte en gebiedsspecifieke aanpak’ om internationale doelen te bereiken.
LEES OOK
Waterschappen: met het schrappen van NPLG verdwijnt de opgave voor schoon en voldoende water niet
Die aanpak sluit aan bij de inzet van het kabinet om in de landbouw over te gaan op beleid dat gericht is ‘op doelen in plaats van maatregelen’. Met specifieke aanpak en met middelen voor agrarisch natuurbeheer (structureel 500 miljoen euro) moeten agrarische ondernemers ondersteund worden om de doelen te bereiken, schrijft het kabinet. “Zoals in de veenweidegebieden, gebieden rondom kwetsbare Natura 2000-gebieden, brede beekdalen en grondwaterbeschermingsgebieden.”
“We ondersteunen ondernemers bij hun inspanningen om door te ontwikkelen en te innoveren, gericht op emissiereductie voor klimaat, natuur, water (inclusief Kaderrichtlijn Water), stikstof, geur en fijnstof. We gaan hen beter belonen voor de diensten die ze leveren aan de maatschappij, bijvoorbeeld op het gebied van agrarisch natuurbeheer en biodiversiteit. En we monitoren de effecten van deze innovaties op doelbereik en de bijdrage aan ondernemerschap.”
Het beleid moet erin resulteren dat boeren, tuinders en natuurbeheerders beter kunnen omgaan met de effecten van klimaatverandering en klimaatadaptatie. Dan gaat om zaken als ‘verzilting, wateroverlast en droogte, en vergroting van de veerkracht van het landelijk gebied’.
VEWIN NIET OP LOBBYLIJST
Voor het eerst is bij het regeerakkoord een lijst gevoegd met de belangrijkste externe gesprekspartners die het kabinet heeft consulteerd bij het opstellen van het akkoord. Daarmee geeft het kabinet uitvoering aan een motie van de Tweede Kamer. Opmerkelijk is dat in ‘de lobbylijst’ de naam van Vewin, de koepelorganisatie van de drinkwaterbedrijven, ontbreekt. Dat geldt ook voor de waterkennisinstituten, terwijl opleidingen als Aeres Hogeschool en Hogeschool Van Hall Larenstein wel zijn geraadpleegd. De Unie van Waterschappen is bij de totstandkoming van het regeerprogramma wel een gesprekpartner geweest voor het kabinet.